Helenaveen in blijde ontroering
De ontginningen in de Peel van de Maatschappij Helenaveen aan het eind van de negentiende eeuw wekten de belangstelling van koning Willem III.
In 1888 werden er via de Commissaris van de Koningin inlichtingen gevraagd waarop directeur Bos van de Maatschappij antwoordde. De vervening, het in cultuur brengen van de gronden, de prijzen van de turf en het loon van de arbeiders kwamen aan de orde. De interesse van de koning bleek niet alleen door de ontelbare brieven die vanuit paleis het Loo werden verzonden, maar ook uit de geschenken die werden aangeboden, zoals zaden en een droogmachine. Al snel aanvaardde de koning het beschermheerschap van de Maatschappij. De arbeiders van de Maatschappij konden voor een klein bedrag een woning en een stukje grond huren. De koning wilde hen ondersteunen en stelde 6.000 gulden beschikbaar om vee aan te kopen. Hij wilde ook nog 25.000 gulden schenken om de schulden van de vaste arbeiders kwijt te schelden. Hiervoor werd een fonds opgericht dat de naam kreeg: “Fonds Koning Willem III te Helenaveen”. Toen de bevolking van Helenaveen dat hoorde grepen de mensen “in blijde ontroering elkaars handen”.
Uit het fonds werd geld tot aflossingen van schulden uitgekeerd; er werden voorschotten verleend, vee aangekocht en tuinbouwlessen ondersteund. Voor de bouw van ontginningsboerderijen werden renteloze voorschotten verstrekt. Zo werd in 1908 de Wilhelminahoeve gebouwd. Later kwamen er meer van deze boerderijen die namen kregen van leden van het koninklijk huis. Ze werden dan ook wel Oranje-hoeven genoemd. Ook de school werd ondersteund, een brug aangelegd, een bijdrage gegeven voor het voetbalveld en de bouw van het dorpshuis. In 1973 werden de doelstellingen van het fonds gewijzigd in het bevorderen van de ontwikkeling op maatschappelijk, recreatief en cultureel gebied zodat bestedingen van het fonds aan alle inwoners van Helenaveen ten goede kwamen. Nadat koning Willem III was overleden werd uit dankbaarheid door drie inwoners van Helenaveen op 3 december 1890 in den Haag een krans op de doodbaar neergelegd.