Na 1950: land van mest en maïs
Na 1950 ging het landschap opnieuw ingrijpend op de schop. Het grootste deel van de overgebleven heidegronden werd ontgonnen, een belangrijk deel werd bebost. Veel vennen verdwenen. Activiteiten van stedelijke aard slokten op het platteland de oude akkers rond de dorpskernen op. Oude boerderijen werden vervangen door nieuwe 'ensembles', bestaande uit een modern huis en zakelijke bedrijfsgebouwen met silo's. Het land werd via ruilverkavelingen opnieuw ingedeeld, waarbij de gehele agrarische infrastructuur werd aangepakt. De overheersende rol van de intensieve veehouderij (varkens, kippen) had belangrijke landschappelijke en milieu gevolgen, zoals de eindeloze maïsvelden (in de winter troosteloze stoppelvelden) en de grote mestproductie. De zware bemesting beïnvloedde ook de kwaliteit van het grondwater, dat steeds voedselrijker werd. De rationalisatie van de landbouw stelde grote eisen aan de waterhuishouding, hegeen leidde tot ontwatering op grote schaal en het recht trekken van beken en waterlopen.
Ruilverkaveling Veldhoven / Gagelgoorsedijk , 1955
Bronvermelding: RHCe, THA, objectkenmerk 0129405