Wie vermoordde Hendrik Maas?
Juni 1853 begonnen Jan van de Griendt en consorten daadwerkelijk met de vervening van de Heitrakse Peel in Deurne. Het zou nog vijf jaren duren, voordat dat gebeurde onder de naam N.V. Maatschappij Helenaveen. De eerste jaren moesten veel voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd. Vooral in 1855 werden veel dagloners uit de omgeving aangetrokken om te kappen. Eén van hen was de tweeëndertigjarige Hendrik Maas uit Someren.
Hendrik was op 20 juni 1823 in Someren op de wereld gekomen als zoon van Joost Maas en Anna Maria Bennenbroek. Het boerenechtpaar had elkaar op 15 januari 1820 het ja-woord gegeven. Hendriks moeder is al overleden als haar zoon op 9 januari 1854 zelf trouwt met de tien jaar oudere Johanna van de Graaf. Johanna is vanuit Budel, waar ze geboren is, in Someren komen wonen, waar ze Hendrik leerde kennen. Hun huwelijksgeluk duurde goed anderhalf jaar.
In zijn huwelijksakte staat Hendrik genoteerd als dienstknecht. Het lucratieve werk bij Van de Griendt in de Peel was snel alom bekend. Midden 1855 trokken dagelijks naast turfstekers ook veel andere werklieden naar de Heitrakse Peel. Er viel bij Van de Griendt meer te verdienen dan als knecht bij een boer. Vanuit Someren werden eind juni Francis van Santvoort en Jan Hansen al voor kapwerkzaamheden aangelokt door het “grote” geld van Van de Griendt. Hun succesverhalen deden andere Somerenaren besluiten in juli ook mee te gaan. Zo ook Hendrik, die in de week van maandag 9 tot en met zaterdag 14 juli 1855 in de Peel ging kappen. Zijn productie lag in vergelijking met zijn Somerense metgezellen niet hoog. In 5¾ dag had hij 55 kuub gekapt en tegen 6 cent per kuub die week was zijn weekloontje dus 3 gulden en 80 cent. Johannes van Triet had die week bijna het dubbele: 6 gulden voor 100 kuub; Jan Hurkmans verdiende 5 gulden en 22 cent en Jan Hansen 4 gulden 98. De turfgravers verdienden die week tussen de tien en de twintig gulden.
Hendrik heeft op de late zaterdagavond zijn 3 gulden 80 niet aan zijn vrouw Johanna kunnen overhandigen. Johanna heeft haar man zelfs niet meer gezien. Ze moest het doen met het bericht dat ze het graf van Hendrik kon vinden op het kerkhof van Meijel. Wat was er gebeurd? Om 8 uur maandagmorgen 16 juli 1855 werd de burgemeester van Deurne en Liessel gemeld, dat er in de veenderij in de Peel een lijk gevonden was. Met de Deurnese dokter Pastoors toog de burgemeester naar de vindplaats “alwaar wij bevonden hebben, dat na bij Helena Veen (veenderij van den Heer J. van der Griendt) dood lag een persoon”. Pastoors constateerde “eene zwelling aan het hoofd in den slaap bij het regter oog, de neus bloedende en eene wond op het bovenste gedeelte van de linker hand”.
Veenbaas Deckers lichtte de burgemeester in over de identiteit van de overledene en dat hij de avond er voor Jan Hurkmans had opgedragen Hendrik goed naar huis te begeleiden, omdat hij ziekelijk was. Van Hurkmans wilde de burgemeester weten wat zich in de Peel had afgespeeld. Jan vertelde dat hij met Hendrik, Jan Hansen, Johannes van Triet en Francis van Santvoort zaterdagavond 14 juli om ongeveer 8 uur richting Someren is gegaan. Toen de vijf ‘Peelkappers’ twintig minuten van de woningen van de veenderij verwijderd waren, wilde Hendrik niet meer mee. Hurkmans trok Hendrik aan diens kleren verder. Hendrik rukte zich echter los en schopte Hurkmans tegen diens been. Daarop besloten ze Hendrik dan maar achter te laten.
Hurkmans vertelde de burgemeester ook nog, dat de drie andere metgezellen hem gevraagd hadden nooit hun namen te zullen noemen. Dat deed Jan dus wel en dat wekte zoveel achterdocht, dat de burgemeester aan zijn Somerense collega verzocht Hansen, Van Triet en Van Santvoort ook te horen. Temeer omdat de drie blijkbaar de maandag na de moord niet meer in de veenderij zijn komen werken. In de weeklijst van de veenderij staat echter geregistreerd dat Jan Hansen uit Someren in de week van 16 tot en met 21 juli elke werkdag aanwezig was. Er zijn in deze zaak meer onzorgvuldigheden. Burgemeester en dokter stellen op maandag 16 juli 1855 in de Peel de dood van Hendrik vast. Op maandag 23 juli 1855 geven veldwachter Francis Althuizen en winkelier Jan van Griensven het overlijden van Hendrik op 22 juli aan bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van Deurne. Het proces-verbaal van de burgemeester is gedateerd 17 juli 1855 en gaat over de dag er voor. In het verbaal is sprake van “zaterdag den vijftiende dezer maand julij”, terwijl dat in 1855 zaterdag de 14de juli was. In de weeklijsten van de veenderij komt Hendrik enkel voor in de lijst van 9 tot 16 juli.
“Daar het lijk reeds aan bederf onderhevig was” heeft de Deurnese burgemeester met zijn ambtgenoot uit Meijel geregeld, dat Hendrik op het kerkhof daar begraven wordt “als zijnde zulks gebruikelijk, dat de overledene van dat gehugt dezer gemeente (= Deurne) aldaar (= Meijel) begraven worden”. Hendrik heeft zijn vrouw en Someren niet meer terug gezien. Hij had er beter aan gedaan zijn geluk niet in de Peel te zoeken. Zijn weduwe trouwde op 22 oktober 1856 met de ook uit Budel afkomstige Josephus Bartels, weduwnaar van Francina van Lieshout.
De Deurnese en Somerense archieven zwijgen verder over de oplossing van dit moordraadsel.
Bron: archieven van Deurne en Someren bij het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.