1400-1850: de onvruchtbare, maar o zo nuttige heide
Tot aan de negentiende eeuw veranderde niet veel aan het landschap in Zuidoost Brabant. Het gebied bestond toen voor 80% uit woeste grond, bestaande uit heide, vennen en moeras. Daarin lagen kleine dorpjes als nietige eilandjes met elkaar verbonden door smalle, vaak moeilijk begaanbare zandpaden en karrensporen. De hei was onvruchtbaar en verlaten, maar bood ook kansen. Zo werd het gebruikt als gratis gemeenschappelijk weide gebied voor schapen en ander vee. Maar ook werden er plaggen gestoken om te verbranden of om te dienen als bodemverbeteraar, werden er bomen gekapt om huizen van te bouwen en werd er leem uitgegraven om de wanden van die huizen mee te bepleisteren. Elk dorp had zo zijn eigen gemeenschappelijke grond, 'gemeynte' genoemd, waar de inwoners van het dorp vrij gebruik van konden maken. Het recht op die gemeynte ging meestal terug op oude Middeleeuwse akten, ooit uitgegeven door de hertog en steeds weer vernieuwd.
De Neterselse Heide. 1964. Foto Jos Pé
Bronvermelding: RHCe, THA, objectkenmerk 0014110