Op zoek naar het goud van de Peel
Eeuwenlang was het platteland van Zuidoost Brabant woest en onontgonnen gebied gebleven. In de Kempen waren er vooral heidevelden, zandverstuivingen en vennen, de Peel bestond daarentegen hoofdzakelijk uit een nat en nagenoeg ontoegankelijk veengebied. Vanaf 1853 begon hier de Bossche ondernemer Jan van der Griend met een grootschalige turfwinning, eerst in Deurne (Helenaveen), later in het Limburgse Horst (Griendtsveen). Zijn initiatief werd snel gevolgd door andere ondernemers, waaronder ook de gemeente Deurne zelf. De turfwinning lokte niet alleen de Peelbewoners, maar ook vele anderen naar de Peel, die hoopten – meestal tevergeefs – er hun fortuin te vinden. De turfstekers werden betaald naar hun productie: een goede steker kon 50 tot 70 cent per dag verdienen, vrouwen ongeveer de helft hiervan. Deze lonen waren een stuk hoger dan in het boerenbedrijf. Toch hielden slechts weinigen er veel aan over, want de hogere inkomsten werden in de regel weer even snel uitgegeven als ze verdiend waren aan luxe artikelen als vlees en spek en vooral ook aan sterke drank.
Turf steken in De Groote Peel, 1935.
Bronvermelding: RHCe, THA, objectkenmerk 0128221