Wolven in de Peel
Eeuwen geleden behoorde de wolf tot de biodiversiteit van de Peel en haar omgeving.
Het beest was de Peelbewoners tot zoveel last dat er met regelmaat grote klopjachten op werden georganiseerd.
Het was zaak om zo’n klopjacht niet tot een gemeente te beperken. De kans was dan groot dat de beesten de buurgemeenten in werden gedreven en dat de inwoners daarvan met de overlast werden opgezadeld. Een wolvenjacht werd dan ook door zoveel mogelijk plaatsen uit zuidoost-Brabant en aangrenzende gemeenten uit Limburg op dezelfde dag gehouden met honderden jagers. Op 11 februari 1734 pleit B. van Loon uit Liessel voor een wolvenjacht in Deurne. ‘Geldrop, Mierlo, Hees, Lend, Buel, Mares en Soerk’ hebben er een op 9 februari gehouden. En Liesselnaren horen ‘soo groot gehuyl’, dat afkomstig moet zijn van wel vijf of zes dieren.
Op 14 juli 1804 houdt Someren een jacht, want ‘in de heyde en peel’ houden zich enkele wolven op, die het voorzien hebben op de schapen van de Somerenaren. Er moet op gejaagd worden ‘tot dat die gevaarlijke dieren in deesen omtrek sullen sijn uytgeroeyt’. Het resultaat moet niet naar verwachting zijn geweest, want kort erop steken de schouten van Someren, Asten en Budel de koppen bij elkaar om een grootse jacht op 15 september 1804 te plannen. Someren dient 175 mannen daarvoor te leveren, Asten 150, Lierop 70, Maarheeze 90, Budel 100 en Soerendonk 80. Mochten die 665 jagers teveel hebben aan het beoogde terrein, dan zijn Geldrop (60), Heeze (150), Leende (70), Mierlo (90), Weert (200) en Nederweert (200) verplicht om mee te doen.
Een wolvenjacht werd elke keer volgens eenzelfde stramien gepland. ‘De sterkste man uyt den huys’ moest meedoen, bewapend met een snaphaan. Elke wijk, toen een rot genoemd, onder leiding van de eigen rotmeester kreeg haar aanwijzingen. Hoe ging dat op 15 februari 1740 in zijn werk in Deurne? Die van ‘de Meulenhoff, Wasberg, Haageynd en Kerkeynd’ moesten aan de schutskooi verzamelen ‘onder bestur van haaren rotmeesters met slaande trom de Peel op jagende’ naar het grenspunt de Lange Reiser en vandaar naar de Grotenberg en naar Vossenholen. De wolvenjagers van ‘de Sijlberg, Breemortel, Vrekwijk, Derp en Vloeyeynd’ zouden verzamelen aan de Bulbrug in de Zeilberg. Die van Liessel vertrokken vanaf de kerk en die van ‘Heydrik en Moosdijk’ vanaf de Heitrak. Buiten de sterkste mannen wordt ook gerekend op vrijwilligers. Wie ’s morgens om acht uur niet kwam opdagen kon een boete van 15 stuivers tegemoet zien. Eenzelfde boete stond voor degene die zonder toestemming tijdens de jacht afhaakt. Deze jacht was enkel en alleen bedoeld voor het schieten van wolven. Mocht iemand in de verleiding komen om een ander wild beest te schieten of te vangen, dan werd hij ook bestraft met dezelfde boete. Zo ging het ook met de Deurnese wolvenjacht in 1723. Toen was de rotten duidelijk op het hart gedrukt de sterkste man uit elke huis te sturen en ‘geen jongens’. In 1753 gaat het ook op dezelfde manier, nu met ook Venray, Meijel en Helden erbij. ’s Morgens om zeven uur wordt gestart. Het gaat in de richting van elkaars grenzen ‘om alsoo de geheele Peel te besetten en beslaan’.
Een in 1807 door Asten in overleg met de ‘capiteyn generaal van de jagt’ georganiseerde wolvenjacht laat die intergemeentelijke discipline ook zien. De 150 Astense wolvenjagers zullen om negen uur van de vijfde september in de Astense Peel die van Deurne ontmoeten. Het gaat dan richting Someren waar ze om elf uur bij het ‘Steevens vaartje’ de Somerense jagers treffen. Als ze om twee uur uiteindelijk op de Diepenhoek arriveren, kunnen ze in de ‘Jan Lamberts hut’ genieten van bier, waarop elke deelnemende gemeente trakteert.