Kindersterfte
Honderd jaar geleden was de toekomst van een pasgeborene nog bijzonder ongewis. De zuigelingensterfte in Noord-Brabant en met name in Woensel, Stratum, Gestel, Strijp en Tongelre, was begin twintigste eeuw botweg rampzalig te noemen. Bijna één op de vijf kinderen stierf voor het eerste levensjaar. Dokter Diepen, arts en voorzitter van de Eindhovense gezondheidscommissie, weet de hoge zuigelingensterfte aan de houding van de bevolking. Zo lieten ouders het na hun zieke kinderen te laten behandelen. Dit omdat ze weinig vertrouwen hadden in het genezend vermogen van de arts. Daarbij werkten vele vrouwen in de fabriek en werd de zuigeling de natuurlijke voeding, borstvoeding, onthouden.
Of het lag aan ‘de geringe ontwikkeling, de laksheid en de vuilheid der moeders’ zoals dokter Diepen het stelde, of aan onwetendheid, feit is dat veel kinderen stierven aan maagdarmstoornissen. De drinkfles van de baby werd voor gebruik niet of nauwelijks gereinigd en ook de koemelk zat door onzorgvuldige behandeling vaak boordevol ziekteverwekkers. Pas eind jaren twintig stegen de overlevingskansen van de pasgeborene dankzij een verbeterde hygiëne, gepropageerd door de wijkverpleging, vroedvrouwen en consultatiebureaus.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.