Immorele toestanden
De gezondheidscommissie bestond in Eindhoven van 1902 tot 1933.
Zij was belast met het signaleren van alle mogelijke gevaren voor de volksgezondheid, op het gebied van besmettelijke ziekten, openbare hygiëne, arbeidsomstandigheden, huisvesting en voedselproductie. Niet alleen de voornoemde lichamelijke aspecten van de gezondheid hadden de aandacht van de commissie, ook de morele gezondheid. In maart 1909 werd op last van de Hoofdinspecteur van Volksgezondheid een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van bordelen en prostituees in Eindhoven en omgeving. Elke gemeente kreeg een uitvoerige vragenlijst toegestuurd. Zijn er bordelen binnen de gemeentegrens, zo ja welke vrouwen werken er, zijn er rendez-vous huizen of andere clandestiene inrichtingen? Zijn er winkels waarin speciale preventiemiddelen worden verkocht? Zijn er mensen die meisjes introduceren in de wereld van ontucht? De gemeente Tongelre maakte melding van één bordeel waar enkele Belgische vrouwen werkten. Volgens opgaven der gemeenten waren Eindhoven, Gestel, Strijp, Veldhoven, Aalst, Stratum en Woensel gevrijwaard van prostitutie en aanverwante activiteiten. ‘Onbekend, niet aanwezig in deze gemeente’ luidde hun antwoord. De Hoofdinspecteur van Volksgezondheid vertrouwde deze reactie van de gemeente Strijp in elk geval niet en vroeg de gezondheidscommissie een nader onderzoek in te stellen. Dit naar aanleiding van een mededeling die de inspecteur toevallig bereikt had. Hij had vernomen dat onder het vrouwelijk personeel van de gloeilampenfabriek der firma Philips te Eindhoven zeer immorele toestanden heersen. En zo ja, of de Gezondheidscommissie dan stappen wilde ondernemen. Helaas laat de geschreven geschiedenis ons nu in de steek en is niet bekend of en hoe op dit verzoek is gereageerd. Maar dat het katholieke Eindhoven met flinke argusogen naar het neutrale Philips en diens personeel keek is genoegzaam bekend.