Weerloos aan elk oorlogsgevaar overgeleverd.
“Wie aan zijn plicht getrouw is, behoeft nooit onrustig te zijn” zei minister-president de Geer in een rede op 19 april 1940. Nederland zou neutraal blijven en Hitler zou die belofte niet schenden. De vroege morgen van 10 mei getuigde van een andere waarheid toen de Duitsers met een overweldigend machtsvertoon Nederland binnenvielen.
De Peel-Raamstelling kon de Duitsers niet tegenhouden. De Nederlandse soldaten die zich daarbij hadden teruggetrokken stroomden op zaterdagmorgen 11 mei om zes uur Helmond binnen. Enkele uren later werden de bruggen over het kanaal opgeblazen om de vijandelijke achtervolgers te stuiten. Het hele leger moest door de smalle Ameidestraat omdat de Veestraatbrug de laatste brug was die opgeblazen werd.
Uit kostenoverwegingen had het ministerie van Oorlog besloten de bewaking van het Nederlandse luchtruim door vrijwilligers te laten uitvoeren. Daarvoor werd in 1922 het Vrijwillig Landstormkorps Luchtwachtdienst opgericht. Vrijwilligers werden geworven met wervende praatjes over trots en vaderlandsliefde. Signaleren, rapporteren en registreren was de taak van de luchtwachters. De luchtwachtpost Helmond bleef tot 11 mei nog tot in de avond in gebruik. De vrijwilligers kregen de opdracht om naar Breda te gaan waar men samenkwam met ander luchtwachtpersoneel. Op 12 mei trok de groep onder bevel van de commandant Gudde van de Luchtwachtgroep ’s-Hertogenbosch naar het Zeeuws-Vlaamse Zaamslag.
Via Brugge en de Panne kwam de groep op 19 mei aan in Duinkerken waar ongeveer 1700 Nederlandse militairen scheep gingen op het Franse stoomschip “Pavon” met de bedoeling de achter het Franse front gelegen haven Cherbourg te bereiken. De latere kapelaan van de Lieve Vrouweparochie, M. Lam, was als aalmoezenier aan boord. De Duitsers hadden in de morgen van 20 mei al enkele bommen op de haven gegooid. Rond de middag werden de mannen als haringen in een ton in twee ruimen ondergebracht. Door de stank van de in het benedenruim opgeslagen kapok was het er ondragelijk benauwd. Geen drinkwater, geen toiletten; en aan dek gaan mocht niet vanwege het dreigende gevaar van een bombardement. Roken kon ook al niet vanwege het brandgevaar. De boot moest wachten op de wisseling van het getij om te kunnen vertrekken.
Pas om elf uur die avond passeerde het schip de enige sluis die nog intact was in de haven van Duinkerken. Nauwelijks op zee werd het schip door een vliegtuig met mitrailleurs beschoten. Afweer had de “Pavon”niet; er was één mitrailleur aan boord maar geen munitie! Het verkennersvliegtuig had geen slachtoffers gemaakt, maar nog geen kwartier later wierpen zware bommenwerpers hun vernietigende lading af. De eerste bommen langszij doen het schip hevig trillen. Dan raakt een bom de “Pavon” midscheeps. Paniek breekt uit; de mannen stormen aan dek. Doordat iedereen over de nauwe trappen naar boven wil worden er mensen vertrapt. Sommige springen in zee om de kust zwemmend te bereiken; ook daarbij vinden mensen de dood. Het schip blijft gelukkig drijven. Drie boten nemen een aantal opvarenden en gewonden aan boord.
Door de intredende eb komt de “Pavon” geleidelijk aan droog te liggen. Niet gewonden laten zich langs touwen naar beneden glijden om zo al wadend de kust te bereiken. De gewonden worden op karren van het dorp Oge Plage naar boerderijen op het land gebracht. De circa 70 doden blijven op bevel van de kapitein op het schip achter. Nog in 1948 lag het wrak van de “Pavon” voor de kust van Duinkerken. De luchtwachtpost Helmond verloor zeven mannen; vijf raakten er gewond. Behalve de commandant Willem A. Rijniers sneuvelden Lambertus H. van Bree, Jean B.F.M. van Bussel, Jan B.F. Grinwis, Wilhelmus L. Janssen, F.H.C. Morees en Rudolf van Oorschot.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.