Een prehistorische landbouwnederzetting
De eerste mensen die in het gebied, dat nu Zuidoost Brabant is, rondtrokken waren nomaden die leefden van de jacht en van het verzamelen van plantaardig voedsel.
Pas toen de ijstijden voorbij waren en de aarde opwarmde, begon men eerst in het Midden Oosten en daarna, zo rond 4000 vóór onze jaartelling, ook in Europa dieren te houden (veeteelt) en gewassen te verbouwen (landbouw). Dit had tot gevolg dat de mensen in vaste nederzettingen gingen wonen. In verschillende plaatsen zijn archeologische sporen hiervan gevonden, zoals in Someren, waar rond 600 vóór onze jaartelling door vijf families een nederzetting werd gesticht. Zij begonnen met het kappen van het bos en het in cultuur brengen van kleine vierkante akkertjes die zij omheinden met lage wallen of heggen. Omdat zij deze akkers nauwelijks konden bemesten, moesten deze, na enkele jaren te zijn gebruikt, een behoorlijke tijd braak liggen om zo weer vruchtbaar te worden. Er werd voornamelijk graan verbouwd, met name emmertarwe (een oude soort tarwe) en gerst. Na te zijn geoogst en gedorst werd het graan opgeslagen in kleine voorraadschuurtjes voor later gebruik. Behalve akkerbouw hielden zij ook al dieren, zoals runderen, schapen en varkens.
Reconstructie van een langevelhoeve uit de ijzertijd.
Bronvermelding: RHCe, THA, objectkenmerk 0116073