Grondstoffen
Energie
De distributie van grondstoffen wordt geregeld door de achttien Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid. De in september 1939 opgerichte Rijksbureaus zijn officiële overheidsorganen. Zij staan onder leiding van een of meer directeuren, die verantwoording schuldig zijn aan de secretaris-generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Ieder bedrijf is verplicht het verloop van de voorraad, de verwerkte hoeveelheid, de afleveringen, etc. van de grondstoffen door te geven aan het voor hem relevante Rijksbureau. Het verstrekken van grondstoffen aan bedrijven is afhankelijk van het economisch belang van het te maken product. In het voorlichtingsboekje "In Uw belang" uit 1939 wordt een overzicht gegeven van de rijksbureaus.
Later wordt nader ingegaan op het tekort aan energie, afvalstoffen en metaal. Dat zijn zaken waar de consument direct mee te maken heeft. De schaarste aan grondstoffen heeft op op andere gebieden gevolgen, maar daarvan is de relatie met de grondstoffen minder duidelijk. Wat te denken van de schaarste aan zaken als meubels of afwaskwasten? Op de pagina huishoudelijke artikelen komen die zaken aan de orde. Nog minder duidelijk voor de consument is de relatie met grondstoffen als bouwmaterialen. Van een normale bouwactiviteit is in de jaren 1941-1944 geen sprake. De distributie van bouwmateriaal en een verbod op het uitvoeren van minder urgente bouw geldt vanaf juli 1941. Ook een bouwstop heeft gevolgen voor de samenleving.
Bij de schaarse artikelen hoort ook rubber. De consument voelt dit zeer direct aan de moeilijke verkrijgbaarheid van fietsbanden. Op de introductiepagina van het onderwerp schaarste staat een advertentie die wijst op dit tekort aan banden. Hoezeer dit onderwerp leeft blijkt uit het rijm de fietsband dat Jacq. van Kollenburg in 1941 publiceert in de krant voor Helmond en omstreken De Zuidwillemsvaart.
Over zwarte handel en woeker is al gesproken op de pagina's over voeding. Maar ook bij grondstoffen speelt dit onderwerp zeer nadrukkelijk. Op dit affiche,in 1942 uitgegeven door het Nederlands Arbeidsfront, wordt geageerd tegen de zwarte handel in kolen.
Met het invallen van de winter in 1940 worden de gevolgen van de in juli ingevoerde brandstoffendistributie goed merkbaar. De distributie leidt tot veel bureaucratie. De brandstofgebruikers worden verdeeld in vijf categorieën:
A. huisbrand voor huishoudens, waarbij een onderverdeling wordt gemaakt naar haarden, kachel en centrale verwarming;
B. openbare gebouwen, ziekenhuizen, sanatoria, rijks- provincie- en gemeentekantoren, kerken, gevangenissen, kazernes, scholen, apotheken;
C. winkels, hotels, pensions, restaurants, cafés, particuliere kantoren;?D. gebouwen voor publieke vermakelijkheden, verenigings- of vergaderlokalen;
E. kleinindustrie.?Het is met brandstoffen niet anders dan met andere vormen met distributie: men kan prachtige indelingen maken en bonnen verstrekken, maar als er geen brandstof is, dan helpen ook de bonnen niet.
In juli 1941 wordt rantsoenering van gas en electriciteit ingevoerd, waarbij het rantsoen wordt vastgesteld op 75% van het verbruik in de jaren 1939 en 1940. Er wordt een grote voorlichtingscampagne gestart om de huisvrouw te leren zuinig om te gaan met energie. Dat gebeurt niet alleen met advertenties in kranten waarin kabouter Goederaad en IJsbrand de Vries tips geven, maar ook met folders die huis aan huis verspreid worden.
Het gebrek aan energie heeft ook invloed op het schoolleven. Klik hier voor voorbeelden uit het mededelingencahier van de directeur van het Carolus Borromeus College, waaruit blijkt dat niet alleen lessen verzet worden en vakanties verschoven, maar dat het energietekort er toe leidt dat leerlingen niet na mogen blijven en de leraren andere straffen moeten bedenken.
Mededelingen in cahier directeur Carolus Borromeus CollegeBrandstof voor voertuigen is voor de gewone burger niet te krijgen. Mensen die voor hun functie benzine of diesel nodig hebben krijgen een vergunning. Hier een voorbeeld van een vergunning voor de Luchtbeschermingsdienst van Asten.
Bossen en plantsoenen in de omgeving hebben veel te lijden gehad onder het brandstoftekort. Vooral in 1944 en 1945 is veel groen verdwenen om te voorzien in het tekort. De gemeentebossen in Bakel (55 ha.) zijn in die tijd bijna geheel door burgers gekapt. In de bossen van Stiphout is door personeel van de gemeente Helmond gekapt, waarna het hout verdeeld is onder de Helmondse bevolking.
Kabouter Goederaad en IJsbrand de VriesLinks: Kabouter Goederaad geeft tips over besparing aan gas en electriciteit. Rechts: IJsbrand de Vries geeft tips over brandstofbesparing.AfvalstoffenDat wat in tijden van overvloed weggegooid wordt, kan in tijden van schaarste zeer waardevol zijn. Een van de 18 rijksbureaus die de distributie van de grondstoffen regelen is dan ook het Rijksbureau voor Oude Materialen en Afvalstoffen. Dit bureau, dat kortweg ROMEA wordt genoemd – zie bijlage 6, geeft een eigen blad uit met allerlei tips en wetenswaardigheden over afval. Het afval kan bedoeld zijn als grondstof voor de industrie, b.v. blik en glas, maar ook als veevoeder. Dat laatste is overigens niet nieuw verschijnsel en verdwijnt ook niet na de oorlog. Tot diep in de jaren zestig van de twintigste eeuw komt de schillenboer langs de huizen.
Tijdens de oorlog is het inleveren van etensresten een verplichting. Al in 1940 wordt dat verplicht gesteld in het Afvalbesluit. Maar er zijn meer afvalstoffen. ROMEA noemt daarnaast oud papier, blik, glas, lompen, oude cocosmatten en menselijk haar.
Fabrieken die om verpakkingsmateriaal verlegen zitten, plaatsen zelf ook oproepen aan de consument om het lege materiaal in te leveren. Dit zijn twee voorbeelden van glas, maar in de kranten zijn ook advertenties te vinden van kachelpoets, die te krijgen is tegen inlevering van de leeggeknepen oude tube.
MetaalSchaarste ontstaat niet alleen door het stokken van de invoer vanuit het buitenland tijdens de oorlog. Ook de Duitse overheid eist schaarse materialen op. Omdat veel metaal nodig is voor de oorlogsindustrie, doet zich daar het probleem van de invordering al vroeg voelen. Op 18 juni 1941 verschijnt verordening 108.
Hierin wordt de verplichte inlevering gelast van metalen als koper, nikkel, tin, lood, of legeringen daarvan. Op dat moment gaat het alleen nog maar om nieuwe materialen, die nog op voorraad liggen, om afvalstoffen en om roerende huishoudelijke metalen voorwerpen die gemist kunnen worden – zie metaal.- Een aantal voorwerpen wordt in 1941 nog vrijgesteld van inlevering – zie metaal.-
Op 21 juli 1942 volgt een nieuwe verordening over het inleveren van metaal (1942/79). Die heeft een ingrijpender gevolgen. De vordering van metalen die daarop volgt staat bekend als de "klokkenvordering", omdat dat onderdeel de meeste indruk maakt. De verplichte inlevering in betreft echter meer dan alleen maar klokken – zie metaal-
In november 1942 is het zover. De klokken uit Helmond en omgeving worden uit de verschillende torens gehaald. Op de foto hiernaast is het verwijderen van de klokken uit de Helmondse Lambertustoren te zien. Theo van Laarhoven heeft die foto clandestien gemaakt. De belangrijkste oude klokken en klokkenspelen blijven gespaard. Deze zijn tevoren voorzien van een "M" en de eigenaren hebben een document gekregen waaruit blijkt dat de klokken van vordering gevrijwaard zijn. Bovendien mag in iedere stad en ieder dorp of gehucht één klok blijven hangen als alarmklok.
Enkele voorbeelden van gevorderde klokken: Aarle-Rixtel; Asten; Beek en Donk; Deurne; Helmond; Lieshout; Someren – zie bijlage 8A t/m G.
Boeren moeten in 1944 ook hun bijdrage leveren aan de honger van de Duitsers naar metaal. Iedere gebruiker van grasland moet vóór 1 februari per hectare 10 meter puntdraad (= prikkeldraad) en 15 meter gladde draad ingeleverd hebben. In plaats van gladde draad mag ook puntdraad ingeleverd worden, maar andersom niet. Hiernaast ziet U de oproep van van loco-burgemeester Gijsbers van Aarle-Rixtel om het prikkeldraad te komen inleveren. In Helmond leverde de vordering 1 kilogram gebruikte gladde draad, 41 kilogram nieuwe puntdraad en 949 kilogram gebruikte puntdraad op.
Huishoudelijke artikelenDe grondstoffen voor het maken van huishoudelijke artikelen ontbreken in de oorlogsperiode. De schaarste aan die artikelen doet zich slechts langzaam voelen. Een versleten bezem wordt toch nog gebruikt. Als een kopje kapot valt, pakt men er een van het servies dat voor zondags gebruik in de kast staat. Vervelender is het voor een jongeren die een eigen huishouden willen beginnen. Zij moeten het vaak doen met afdankertjes van familie en vrienden. Na de bevrijding blijkt ook op dit terrein dat de oorlogsjaren een bres hebben geslagen in de voorraad. En de nieuwe aanvoer komt slechts langzaam op gang. Dat is te zien in een brief van de Commissie Voorziening Noord-Brabant van februari 1946 over de levering van trappen en afdruiprekken aan de regio Helmond.
Ook het nagenoeg ontbreken van schoonmaakmiddelen is een groot probleem in het huishouden, net als zaken die gebruikt worden voor persoonlijk hygiëne.