Helmondse arbeiders
Een prachtige bron voor de bestudering van de ontwikkeling van de Helmondse geschiedenis zijn de gemeenteverslagen.
Vanaf 1851 was iedere gemeente in Nederland verplicht om jaarlijks een verslag te doen over de eigen gemeente. De verslagen kennen vaste hoofdstukken. In Helmond zijn die verslagen in dezelfde vormgeving aanwezig tot 1954. Door de vaste indeling kun je over een langere periode ontwikkelingen nagaan. Of het nu gaat om het aantal inwoners, over het aantal scholen en de leerlingen daarop, maar ook over de industriële ontwikkeling, de gemeenteverslagen vormen een mooie basis voor onderzoek. Het zo lang volhouden van eenzelfde opzet, heeft natuurlijk ook zijn nadelen. Een goed voorbeeld daarvan vormt het hoofdstuk over de fabrieken. In de 19e eeuw was een fabriek gedefinieerd als een bedrijf met meer dan twintig werknemers, dan wel een bedrijf dat gebruik maakte van een mechanische bewegingsbron. Die bewegingsbron was in de jaren 50 van de negentiende eeuw vooral stoom. En stoomaandrijving werd vooral gebruikt in de grotere bedrijven. Toen echter in de 20e eeuw steeds meer elektrisch aangedreven machines op de markt kwamen, gingen ook kleine bedrijven op elektriciteit over. En dan zie je dat in de gemeenteverslagen iedere bakker of slager, die een elektrisch apparaat heeft staan, onder de 19e-eeuwse definitie van een fabriek valt. Maar rekening houdend met deze beperkingen kunnen de gemeenteverslagen ons heel veel vertellen.
Neem bijvoorbeeld het aantal fabrieksarbeiders in Helmond. Met behulp van de verslagen is een overzicht te maken van het totale aantal arbeiders, maar dit ook uit te splitsen naar mannen en vrouwen en ook naar het aantal kinderen onder de 16, zowel jongens als meisjes.
jaar |
mannen |
vrouwen |
totaal |
||
|
onder 16 |
boven 16 |
onder 16 |
boven 16 |
|
1851 |
|
|
|
|
223 |
1861 |
138 |
367 |
23 |
20 |
548 |
1871 |
80 |
583 |
80 |
90 |
833 |
1881 |
125 |
1022 |
180 |
286 |
1613 |
1891 |
226 |
1140 |
216 |
285 |
1867 |
1902 |
288 |
1823 |
245 |
716 |
3072 |
1911 |
523 |
2529 |
272 |
825 |
4149 |
1924 |
419 |
3081 |
488 |
1203 |
5191 |
1931 |
365 |
2326 |
333 |
676 |
3700 |
1940 |
410 |
2587 |
610 |
960 |
4567 |
Bovengaand staatje geeft aantallen met tien jaar tussenruimte, behalve als er een jaar ontbrak. Het laatste jaar is 1940, omdat dat het laatste jaar is waarover een normaal verslag is verschenen. In 1954 heeft men de jaren tussen 1941 en 1954 in een groot verslag opgenomen en daarom is het moeilijk om goed te vergelijken. In 1851 werden de aantallen arbeiders nog niet uitgesplitst naar sekse en leeftijd. Het is duidelijk dat de industrie tot de crisis van eind jaren 20 steeds groeit. De crisis veroorzaakt een grote daling in het aantal fabrieksarbeiders. Wat ook opvalt, is dat het aantal volwassen vrouwen dat als gevolg van de crisis uit de fabrieken verdween, verhoudingsgewijs veel hoger was dan het aantal mannen.