De molen van Stipdonk.
Wie over de Kanaaldijk van Helmond richting Someren rijdt, ziet na sluis 9 aan de linkerkant aan de andere kant van het kanaal een wit huis met daarop de naam “De Oude Watermolen”.
Achter dit huis stond de watermolen van Stipdonk. Die watermolen stond op de Aa, die van oudsher de grens tussen Vlierden en Lierop vormde. In 1968 kwam dit gebied door annexatie bij Helmond.
Als op 12 maart 1179 de paus schenkingen bekrachtigt die aan de abdij van Floreffe zijn gedaan, staat daar ook “molendinum Stipedunch” bij. Hertogin Johanna van Brabant verleende in 1370 het dwangrecht voor deze molen aan de priorij van Postel. Dat dwangrecht hield in dat de inwoners van Lierop verplicht waren hun graan op deze molen te laten malen. Verwijzingen naar vroegere molenaars vinden we sporadisch; het archief van de schepenbank van Helmond vermeldt in 1415 “Dirc Dircs Smolners soens zoen was van Stipdonc”. Omdat veel mensen last hadden van ondergelopen landerijen doordat de molenaars het water opstuwden werd op 6 oktober 1546 door de Raad van Brabant de pegel bij de molen vastgesteld. Die pegel was een vaste markering waarmee de maximaal toegestane hoogte van het waterpeil werd vastgelegd. Blijkbaar hield de molenaar zich hier goed aan, want sindsdien waren er weinig klachten. Toen in 1730 een boer uit Vlierden klaagde over zijn regelmatig onderlopende beemdgronden werd met behulp van een landmeter de pegel nogmaals vastgesteld.
Na de Vrede van Munster in 1648 worden alle geestelijke goederen, dus ook die van de abdij van Postel, door de Staat in beslag genomen en door een rentmeester verhuurd. Als in 1662 twee commissarissen van de Raad van State op inspectieronde de watermolen van Stipdonk aandoen, is Marcelis Janssen Verberne daar de molenaar. Hij pacht dan niet alleen de watermolen maar ook de nabij gelegen hoeve, bestaande uit een woonhuis en koestal. Er staan twee schuren waarvan in een ook de schaapstal is, een varkenskot, een bakhuisje en een schop. Voor dat alles met de bijbehorende landerijen van circa 10 hectaren betaalt hij 550 gulden huur. De molen was op dat moment in redelijke staat, alleen de houten schaliën aan de westzijde moesten worden vervangen. De molenaar verklaarde dat hij zijn eigen molenstenen gebruikte en dat het molenaarsgereedschap ook van hem was. Het rapport vermeldt alle bomen die dan op Stipdonk groeien; op de molenweg stonden 12 à 13 dikke eiken bomen. Zoon Willem Marcelis Verberne wordt ook in 1662 als molenaar op Stipdonk vermeld. In 1683 is Wilbert Willems Verberne de molenaar. Als in 1686 Jan Huijberts van den Boomen trouwt met Jenneken Willems Verberne, neemt hij de pacht van de molen over. In 1729 kon hij de molen kopen van de rentmeester van de geestelijke goederen. Vanaf dat moment zal de molen in bezit blijven van leden van de familie van den Boomen.
Zo’n houten molen had natuurlijk nogal wat onderhoud nodig. In 1687 werd de molen opgeknapt en de brug vernieuwd, maar nog geen twee jaar later moest het waterrad worden vervangen. Op 1 maart 1702 kwam er zo’n grote vloed water uit de Peel dat stukken van de molen en een deel van de brug wegspoelden. De molen kon niet malen en de brug was geheel onbruikbaar geworden. In 1893 werd de molen in steen nieuw opgebouwd. Door het rechttrekken van de Aa werd de molen onbruikbaar. Het waterschap koopt de molen in 1939. Omdat het binnenwerk is verwijderd wordt de molen in 1944 van de rijksmonumentenlijst afgevoerd; de sloop volgt in 1948.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.