Van het wieg tot aan het graf werd er voor je gezorgd
Cor Sprengers werd op 24 februari 1935 in de Halvemaanstraat geboren. In december van datzelfde jaar verhuisden zijn ouders met hun twee zonen naar de Iepenlaan 32.
Daar heeft hij tot aan zijn huwelijk eind 1962 gewoond. Begin 1963 betrok hij samen met zijn huidige vrouw de eerste flat in Woensel. De oorlog heeft een grote impact op Cor gehad. ‘’De mogelijkheden waren minder dan nu. Als je een tennisbal had, was je een vriend van de hele buurt. Een tennisbal betekende ‘voetballen’.
De oorlog was voor hem vooral een spannende tijd. “Als kind zag je minder de ernst van de situatie in en onderging je de bizarre omstandigheden” . Een neef van Cor werd gezocht in Rotterdam wegens onder meer het verduisteren van ‘Ausweisen’ en het frauderen van handtekeningen ten behoeve van mensen die door de bezetter werden gezocht. “Hij zag er heel charmant uit. Dat is zijn geluk geweest. Een Duitse secretaresse waarschuwde hem dat men hem op het spoor was waarop hij spoorslag verdween naar Eindhoven en bij ons onderdook.
Via mijn vader ging hij bij Philips werken, waar naar zoals later bleek, nogal wat onderduikers emplooi hadden gevonden. Medio 1943, midden in de oorlog, werd aan mijn broer en mij medegedeeld dat er een Tante Mientje kwam logeren. We wisten aanvankelijk niet om wie het ging, laat staan dat ze Joods was. Maar aangezien ons moeder ook Mien heette, dachten wij dat het een tante van haar was.” Pas na veertien dagen krijgen Cor en zijn broer te horen dat het om een Joodse onderduikster gaat en werden ze, Jan, toen 12 en ik 8 jaar oud, op de gevaren gewezen. “Wel vijf keer op een dag werd ons op het hart gedrukt er niets over, tegen wie dan ook, te zeggen. Onze tuin grensde aan een huis van een NSB’er en om de hoek zaten Rijksduitsers. Hartstikke foute mensen. Wellicht was dat goed want wie brengt nu mensen onder in het hol van de Leeuw ?”
Na de bevrijding bracht mijn moeder haar naar een groep van familieleden en andere joodse onderduikers op de Hoogstraat. Binnen twee dagen stond ze alweer aan de deur. Of ze bij ons mocht wonen. Ze werd volgens eigen zeggen ‘hartstikke gek” van het gekrakeel van de groep. Rond Kerstmis 2002 kregen Cor en zijn broer het bericht uit Israel dat aan hun ouders postuum de Yad Vashem onderscheiding was toegekend.
“Mijn vader werkte bij Philips voor de lichtgroep op de Emmasingel. Hij was in zijn afdeling de spin in het web en voorzag iedereen van spullen die ze nodig hadden en regelde alles. Zelf ben ik na mijn opleiding aan de Philips Bedrijfschool (JNO) op het Nat.Lab, eerst in een werkplaatsje en later aan de tekentafel begonnen. Mijn vrouw leerde ik op de tekenkamer kennen. Ik werd naar het buitenland uitgezonden en was tot aan mijn pensioennering internationaal bezig. Een geweldige tijd. Mijn vader heeft 40 jaar bij Philips gewerkt evenals mijn broer en ik. Van het wieg tot aan het graf werd er voor je gezorgd. Op 3-jarige leeftijd ging ik naar de Philips kleuterschool. Alles was van Philips. Je kon er cursussen volgen, sporten en zelfs aan zwangerschapgymnastiek doen. Kinderen konden bij Philips studeren.
Tot eind jaren vijftig had je nog geen watercloset en moest de zogeheten ‘beerput’ om de zoveel tijd worden geleegd. We beschikten dus nog niet over een waterspoeling of douche. Wassen deed je aan de aanrecht in de keuken, of boven op de slaapkamers waar een ‘Lampetkan’ gevuld met water en een schaal vergezeld van zeep tot de mogelijkheden behoorde. Er zullen best huizen geweest zijn die wel watercloset hadden, maar niet in onze omgeving. Toch leefden we redelijk in luxe voor die tijd.“
“Tijdens de oorlog hebben we een aantal malen op de Philipsfabrieken en omgeving de bommen zien vallen. Bij het befaamde 6 december bombardement zelfs van heel dichtbij. Daar was ik als kind op den duur niet bang meer voor, wel voor onweer. Ons blok werd begrensd door de Fredriklaan en de Draaiboomstraat, Schouwbroekseweg. Met kinderen uit de andere buurten was er wel eens rivaliteit, maar allemaal onschuldig.” Cor zat op de Christelijke lagere school op de Iepenlaan 38. Veel van zijn vrije tijd bracht hij als kind op straat door. “Ik kan mij nog goed herinneren dat in 1942 Philips zijn 50 jaar bestaan vierde. De Duitsers dachten even dat de oorlog voorbij was. Iedereen liep met rood-wit-blauwe en oranje vlaggetjes rond. Het feest begon in de fabriek en breidde zich naar buiten uit. Iedereen trok naar de Markt. Er ontstond een spontane defilé. Zelfs Frits Philips was van de partij en ging op de schouders.
Rond 16.00 uur verscheen die Grüne Polizei. Om 20.00 uur werd “Sperzeit” aangekondigd. Niemand mocht meer buiten zijn. In onze straat stonden nog wat mensen buiten en die werden prompt gearresteerd.” Na de oorlog richtten we met de Klimop-, Wingerd-, Iepen en Lindenlaan de buurtvereniging KWIL op. De vereniging hield zich onder meer bezig met het versieren van huizen, Daarvoor verfden ze eikels in de kleuren rood-wit-blauw welke aan de kozijnen en deurposten bij de bevrijdingsfeesten werden aangebracht. danslessen, toneeluitvoeringen, dam wedstrijden en uitstapjes voor de jeugd. Doordat Philips talloze sportverenigingen had, telde de wijk diverse grote namen waaronder de voetballers: Jan van den Broek, Ben Hoogsteder, Frits van Zeyl, Sjors Voorjans en Wim van Iersel. De atleten Eef, Jan en Trui Kamerbeek evenals Toon van Dorst Guus Bezenbruch en Jantje van Dijk, de turners Willy Savenije en Pukkie van der Zanden. De handbalfamilies Wijdeveld, Jongetjes en Kleingeld. Zelf kon Cor ‘aardig’ zwemmen en waterpoloeen.
Tijdens carnaval werd de Iepenlaan ook wel eens gekscherend de ‘Prinsensteeg’ genoemd om dat er drie Stadsprinsen gewoond hebben. “Het was, alles bijeengenomen, in het Philipsdorp een bijzondere tijd. Waar ik met veel genoegen en vele herinneringen aan terugdenk.”