Hij werd door Anton Philips benaderd om bij Philips aan de slag te gaan
De vader van Frans Donders stamt uit een gezin van 16 kinderen. Zijn ouders (vader) kwamen via Rotterdam, Capelle aan den IJssel en Heusden in Eindhoven terecht en hebben vervolgens jaren op het Plataanplein 12 gewoond. Frans werd zelf in 1941 geboren en kent de meeste verhalen over Philipsdorp van zijn oma.
“Mijn opa was meester koperslager. In hun huis hingen twee grote vliegtuigen van koper en een kolenschop. Zelf maakte hij bijvoorbeeld koperen vazen om uit te schenken. Ook deed hij wel eens iets voor de pastoor van de Trudokerk. Mijn oma heeft ons wel eens verteld dat onder het haantje van de Trudokerk, in een grote koperbol, geld verstopt zit. Misschien wel honderd gulden. Dat moest voor die tijd een enorm bedrag zijn geweest.” De opa van Frans Donders was katholiek en hun oma protestants. Iets wat eigenlijk niet kon in die tijd. Zowel de pastoor als de dominee kwam aan huis. Zijn vader ging onder meer elke zondag naar de zondagsschool (protestants) terwijl andere broers en zussen op zondag naar de (katholieke) kerk gingen.. Achteraf bleek waarom. Bij de geboorte van een nieuwe kind werd van geloof gewisseld; een katholiek met een protestants kind. “Omdat het niet zo goed boterde tussen de pastoor en de dominee, sprak de pastoor met de opa van Frans af dat het laatste kind wederom katholiek zou zijn. Hiermee kon de opa extra opdrachten bemachtigen binnen de kerk. Zoals het maken van kandelaars.”
Dat ze een huis in Philipsdorp kregen toegewezen, lag onder meer aan het feit dat zeven of acht kinderen van het gezin bij Philips werkten. Ook de opa van Frans werd regelmatig door Anton Philips hoogst persoonlijk benaderd om bij Philips aan de slag te gaan. “Eén van de hoofdkantoren lag pal achter zijn huis. Ondanks dat hij wist dat Philips hem dringend nodig had, voor bijvoorbeeld de aanleg van leidingen of het maken buisjes, nu heb je reageerbuisjes vroeger waren die van koper, bleef hij stelselmatig weigeren. Het gezin kende daarom veel armoede.” Omdat er soms weinig te eten was, haalden de kinderen onderlinge ‘trucjes’ uit. Als het tijd was om aan tafel te gaan , ‘riep één van hen die nog binnen was ‘aan tafel’. Dit gebeurde echter zo zacht dat de buitenspelende broers en zussen dit niet hoorden. Als ze vervolgens een half uur later binnenkwamen, was het eten al op. De vader van Frans ging als bankwerker bij Philips werken. In de oorlog werd hij meegenomen en in een werkkamp te werk gesteld. Toen zijn vader in 1944 overleed, kreeg hij een week verlof om naar de begrafenis te gaan. Voor hem de kans om niet meer terug te keren. Vervolgens heeft hij op verschillende adressen ondergedoken gezeten. “Na de oorlog moest je de draad weer oppakken. Je ging gewoon weer naar je werk bij Philips en er werd nergens over gepraat. De boel moest hersteld worden. Daar draaide het om.”
Zelf werkte Frans ook nog enig tijd voor Philips. Na zijn militaire dienst (zes jaar) zocht hij elders werk. “Ik weet nog dat je jaarlijks 1 week vakantie had en drie snipperdagen. De snipperdagen kon je splitsen in 6 halve dagen. Drie dagen van te voren moest je het melden als je vrij wilde nemen. Het ging er streng aan toe in onze tijd. Ik weet nog dat een chef (getrouwd) een verhouding kreeg met een meisje op kantoor. Hij werd meteen ontslagen toen de leiding er achter kwam.’’ Tante Mathilde (Til) heeft in totaal 85 jaar op hetzelfde adres in Philipsdorp gewoond. “Ik weet nog goed dat er vroeger koffie werd gezet met een petroleumpotje (pruttelkoffie). Heel soms ruik ik die geur nog wel eens ergens. Ze hadden wel een wc, maar die moest eens in de zoveel tijd leeg worden gezogen. Alles was van Philips in die tijd. Van medische diensten, sportverenigingen tot aan lagere scholen, de Ulo en de bedrijfsschool .Een bijzondere periode.”