Terug naar toen; annexatie (deel 2)
Precies een eeuw geleden werd in Eindhoven en omliggende dorpen gedelibereerd over de aanstaande en onvermijdelijke gemeentelijke herindeling. Het was iedereen inmiddels wel duidelijk dat de sterke groei van de industrie en bevolking bestuurlijk ingrijpen nodig maakte.
Er waren uitgesproken voorstanders zoals de Kamer van Koophandel, de Middenstands- en Arbeidersorganisaties. Tegenstand was er ook. Die kwam uit Woensel, de grootste gemeente wat betreft oppervlakte en het aantal inwoners: ruim 13.000. Eindhoven telt dan nog geen 6.500 inwoners. Woensel herbergt in de gehuchten Eckart, Acht en Vlokhoven ruim 2.000 inwoners waarvan ruim driekwart landbouwers, die hun eigen bestaan voeren en ‘zich moeilijk zouden kunnen aanpassen aan de allures eener grote stad’. Een stadsbestuur zou zich niet druk maken over het in cultuur brengen van de ruim aanwezige bos- en heidegronden, over maatregelen ter verbetering van de veestapel en verder alles wat het landbouwbedrijf ten goede komt. De belastingpenningen van de boer zouden verdwijnen naar tal van stadse zaken. En had het uberhaupt zin om als landbouwer in het geweer te komen tegen de aanstaande uitbreidingsplannen? De boer voelde zich verbaal niet opgewassen tegen de ontwikkelde en welbespraakte burgers die de zetels van het stadsbestuur bezetten. De boerenstand zou echter nog een hele poos, tot lang na de annexatie van 1920, moedig stand houden. Pas tijdens de Wederopbouwperiode werden massaal Woenselse boerderijen en landbouwgronden opgeslokt door de aanleg van nieuwe woonwijken.