Geen lastige Helmonders op de Beukenberg
“Is di naw gin prima plekske, oit de zon en lekker stil, um ’s lekker oit te reuste, iederein die dè mar wil?” Zo begint een gedicht van onze stadsdichter Bert Kuijpers over de Beukenberg in de Warande. Dit gedicht werd geschreven voor de ingebruikneming van een picknickgelegenheid die de gemeente Helmond cadeau kreeg bij het 25 jarig bestaan van de Rotaractclub Helmond, een club van jongeren tussen de 18 en 30 jaar, die jaarlijks meerdere activiteiten organiseert. De Beukenberg is het hoogst gelegen gedeelte van de Warande met een groot aantal oude beuken. Misschien nu wat minder, maar vroeger was de Warande - en speciaal de Beukenberg- een geliefde wandelplaats voor de Helmonders.
Ook dominee Hanewinckel, bekend om zijn verhalen over de Meierij, vertoefde er graag. Stephanus Hanewinckel kwam uit een geslacht van predikanten en schoolmeesters. Hij werd geboren in Nuenen in 1766 en werd in 1789 beroepen als predikant van Bakel. Van 1791 tot 1798 vervulde hij die functie in Aarle, Beek en Lieshout. In 1799 en 1800, hij is dan predikant van Oostgrafdijk in Noord-Holland, publiceert hij anoniem zijn “Reize door de Majorij”. De boeken werden snel berucht door de vele negatieve en vaak hatelijke uitspraken die hij zich veroorloofde over de katholieke bevolking. De beschreven reizen heeft hij zeker niet op die manier gemaakt. Dat blijkt uit het boek dat onlangs is verschenen aan de hand van Frank Meijneke. Wel is zeker dat hij veel van de beschreven plaatsen zelf ooit bezocht heeft.
Hij vond Helmond maar een “aklig stadjen“. Dat weerhield hem er echter niet van er zeker veertien dagen te verblijven. Tijdens dat verblijf ging hij graag wandelen. Dat deed hij vaak in de tuin van het kasteel waar hij ook verscheidene uren lezend in een koepeltje doorbracht, dat achterin de tuin in een bosje verscholen stond. Zijn meest geliefde wandelplaats was echter het “Park”, waarmee de Warande werd bedoeld. Hij schrijft daarover: “Even buiten dit stadjen ligt een aangenaam Bosch, behoorende aan den Heer van deeze plaats, men noemt dat bosch hier het Park, hetzelve is de algemeene wandelplaats der Helmonders, vooral des Zondags; ik heb in hetzelve reeds verscheiden uuren zeer aangenaam doorgebragt”.
Een van zijn brieven zou hij geschreven hebben op de Beukenberg: “Ik zit deezen te schrijven in een afgelegen hoek van het “Park” onder hooge beukenboomen, en dus vrij romanesk, neen! Ik vergis mij, dan moesten het cijpressen, of honderdjaarige eiken weezen, of ruischende dennen, nu – deeze laatsten treft men hier ook veelen in dit Bosch aan, het is dus uitgemaakt: “ik zit hier vrij romanesk!” – Ik verkies deeze plaats, wijl ik hier ongestoord aan U kan denken en aan onze vriendschap, en wijl ik hier bevrijd ben van het lastig gezelschap der Helmonders”. Over de bijnaam van de Helmonders, “katten”, heeft hij nog een verklaring. “Deezen naam hebben zij buiten twijfel wegens hunne lelijke taal, die zeer wel, vooral als men eene menigte van verre hoort spreeken, naar het gelol van katten gelijkt, gekreegen”.
Dat Helmondse taaltje vond de dominee onverstaanbaar. Het bestuderen van het dialect zou naar zijn mening nog vele oude woorden die al in onbruik waren geraakt boven water kunnen brengen. Hij was zelf al aan het verzamelen geslagen en had een lijstje woorden met hun betekenis samengesteld. Omdat er daarvan inmiddels ook al weer enkele in onbruik zijn geraakt laat ik dat lijstje hier toch volgen:
Al einskens = allengs; berg en dal = hoog en laag; ederikken = herkaauwen; dedi = deed hij; killen = koud zijn; flets = laf; luiken = sluiten; gelooken = geslooten; lelijk begaaden = vuil maaken; haer = hier; hemelen = ten hemel gaan of sterven; ophemelen = ofsieren; mer = men ‘er; op en neer = heen en weder; uitsteeken = uitzonderen; vaaren = rijden; vries = vorst; herd = herder; hadder = had ‘er; katijvig = ellendig.
De Meierijnaars hebben na de inval van de Fransen in 1795 volgens Hanewinckel ook meesterlijk in het Frans leren vloeken en schelden, hoewel zij niet weten wat ze zeggen. Na deze beschouwingen valt de avond en wordt de dominee lyrisch bij het zien van de ondergaande zon. “De Zon is reeds onder en verwt de wester-kimmen met goud en purperglansen. – O verukkelijk gezigt!”
In 1799 is Hanewinckel weer in Helmond en maakt hij weer gewag van het Park. “Hier zit ik dikmaals gansche uuren onder eenen boom te leezen. Laatst was het een schoone morgen; om vier uuren stapte ik reeds naar het Park heen; de Landman begon reeds zijnen noesten arbeid; de vogeltjes fladderden reeds zingende door de boomen; alles was vrolijk. Ik verheugde mij in het begluuren eener opgaande zon, in het beschouwen der bedaauwde kruiden en planten, in het gezang der vrolijke Boschbewooners. Alles wat ik zag en hoorde, alles verrukte mij”. Ook Hanewinckel raakte aan het dichten. Hij schreef daar zijn “Morgenlied”. “De Maan verdwijnt, de graauwe nevel dekt de aard’niet meer voor ons gezigt; der starren-glans verbleekt, de zonne roept elken sterfling tot zijn’ pligt”.
Wilt u dat gedicht helemaal lezen dan kun u het nieuwe boek van Frank Meijneke “Op reis door de Meierij met Stephanus Hanewinckel” er op naslaan. Voor het gedicht van Bert Kuijpers gaat u gewoon naar de Beukenberg waar het gedicht op een metalen plaatje gegraveerd te lezen is.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.