Terug naar toen: een beschrijving van Eindhoven, deel 1
Dominee Stephanus Hanewinckel (1766-1856) was behalve predikant in diverse Hervormde Gemeenten ook schrijver. Zijn bekendste werk is ‘Reizen door de Meierij van ’s-Hertogenbosch in de jaren 1798-1799'. Hij beschrijft de door hem bezochte plaatsen en probeert de couleur locale alsook de inwoner te typeren.
Over Eindhoven pent hij tien pagina’s vol: ‘Ik heb dit stadjen al verscheiden malen doorkruist, het is niet onaardig. De inwoners leven het meest van de koophandel, welke hier zeer sterk bedreven wordt’. Maar dan verandert de toon en doopt hij zijn kroontjespen in azijn: ‘Wandelingen zijn er niet in de stad en als men een luchtje wil scheppen dan moet men naar buiten waar óók geen aardige wandelwegen zijn’. De Catharinakerk (gesloopt in 1860) vindt hij groot en lomp, zo ook de stompe toren. Dan wandelt hij naar klooster Ten Hage. De dreef waarover hij loopt is beplant met lindebomen. In het midden is een brug, het watervalletje eronder zorgt voor een bevallig gemurmel. Het lijkt hem milder te stemmen. Maar dan: ‘bij het beschouwen van dit gebouw dacht ik: Wat een akelige muren en doodse cellen’… Om de naargeestige gedachten over het klooster kwijt te raken beent hij snel naar het Coffiehuis. Hij trof er een luidruchtig gezelschap dat de draak stak met zijn stilzwijgen en hem uitschold voor etre. ‘Ik verveelde me onder dit gezelschap verschrikkelijk.’
Volgende week meer ….