Op werkbezoek (deel 1)
Baron van Voorst tot Voorst was Commissaris van de Koningin van 1894 tot en met 1928. In die periode bracht hij met grote regelmaat werkbezoeken aan diverse gemeenten in de Provincie.
Zo ook aan Eindhoven dat juist in die periode grote veranderingen doormaakt met de komst en explosieve groei van de Philips Gloeilampenfabrieken en de daarmee gepaard gaande enorme bevolkingsgroei die de gemeentebesturen van Eindhoven en omliggende dorpen doen besluiten om in 1920 op te gaan in Groot Eindhoven. De Baron heeft zijn ervaringen in het Eindhovense in verslagen vastgelegd. Tijdens zijn tweede werkbezoek aan Eindhoven dat plaatsvond in 1900 schreef hij over de abominabele toestand van de drinkwatervoorziening: Van de 44 drinkwatermonsters her en der in de stad genomen bleek dat er maar liefst 40 erg slecht waren. Een ander punt van zorg was de kalverenhandel die geheel in handen van Joden was. Er bestond een levendige handel in kalfjes tussen Eindhoven en Londen. In de wintermaanden werden de diertjes geslacht in Eindhoven, in de zomer gebeurde dat in Vlissingen, en vervolgens verscheept. Maar ze waren net als hun geboortegrond, schraal, ‘meestal tweede qualiteit’. Om ze toch nog wat te laten lijken werden ze met een luchtpomp tussen vlees en vel opgeblazen, een kwalijke zaak.
De Commissaris raakte positiever gestemd - zeer interessant! - door een bezoek aan de gloeilampenfabriek waar hij door Anton, de jongste directeur, ontvangen werd. Engeland was behalve voor kalfsvlees ook voor de lempkes van Eindhovense makelij de belangrijkste afzetmarkt. Philips draaide op dat moment voornamelijk op de vingervlugheid van ongeveer 300 jonge vrouwen, soms nog kinderen.
Volgende week meer …