Eindhoven en omgeving ideaal voor landlopers
Over Eindhoven en omgeving is veel goeds te zeggen en dat gebeurt in de media dan ook zeer regelmatig. Dat Eindhoven en het weidse groene achterland ook ideaal is, was, voor landlopers, dat geluid horen we dan weer niet. In 1967 wel, dankzij een verslaggever van de krant die zich verdiepte in het dagelijks leven van een Eindhovense landloper:
Voor de zwerver begint de dag in de stationshal, waar hij behalve warmte ook een bekertje automatenkoffie kan vinden. Onder het genot van het bakje troost ziet hij hier vele reizigers vertrekken of aankomen. Tot ongeveer acht uur in de ochtend blijft hij daar zitten. Dan gaat hij op pad om te venten, illegaal natuurlijk, want om voor een ventvergunning in aanmerking te komen moet je invalide of gebrekkig zijn. Venten is een lucratieve bezigheid. Vooral op het platteland blijken veel huisvrouwen bereid om garen of band te kopen. De gevolgde zwerver vertelde dat hij iedere dag wel twaalf planken elastiek à raison van een gulden verkoopt. En dat hij een handeltje in nieuwjaarskaarten heeft die hij in setjes van tien aan de man brengt. De netto opbrengst aan het einde van de dag bedraagt ongeveer twintig gulden die meestal linea recta naar de kroeg of slijter gaat. Valt de opbrengst tegen, dan wordt de jenever aangelengd met spiritus. Het etensmaal van deze zwerver bestaat dagelijks uit rauw gehakt en enkele groene eieren die hij uitslurpt. Warm eten krijgt hij zeker in Eindhoven zelden of nooit. Om te overnachten is Eindhoven ideaal vanwege de vele leegstaande en verkrotte woningen. Het platteland geniet echter veruit zijn voorkeur, want daar kan hij behalve een enkele maal warm eten, ook het gemakkelijkst zijn handel kwijt. Bovendien kan hij er wild stropen hoewel dat laatste hem al eens een pittige gevangenisstraf opleverde. De tijden zijn veranderd, ook voor landlopers. De wildpopulatie is gedecimeerd en ‘de huisvrouw op het platteland die meters elastiek koopt’, bestaat die überhaupt nog?