Drie jonge koninkjes
Op 1 november 2008 opende de Koningin het Jaar van de Tradities. Het werd een lang jaar, want het duurde tot 1 maart 2010. Er werd door middel van onderzoek een top honderd samengesteld, waarop Driekoningenzingen op de zeventiende plaats stond. Het feest van Driekoningen wordt gevierd op 6 januari. Op die dag wordt herdacht dat drie wijzen uit het oosten de ster volgden tot in Bethlehem om daar de pasgeboren Jezus te gaan begroeten. Die wijzen, of koningen, droegen de namen Caspar, Melchior en Balthazar. Tot 1923 was het voor de katholieken een feestdag met de verplichting de mis bij te wonen.
Sinds het einde van de middeleeuwen is het al bekend dat jongelui op driekoningenavond in groepjes van drie langs de huizen trokken. In het begin waren dat meestal scholieren die een opleiding tot priester volgden. Later werd dat gebruik steeds meer overgenomen door de gewone mensen. Ze liepen meestal in een lang wit hemd. Een ervan had zijn gezicht met roet besmeerd om daarmee de zwarte koning Melchior uit te beelden. Dat was ook degene die met een lange stok liep waarop een verguld papieren ster stond die met kaarsjes verlicht was. Om die reden werden zij ook wel sterrenzangers genoemd. Zo trokken zij al zingend langs de huizen begeleid door een rommelpot of blazend op een koehoorn. Op den duur werden zij steeds vaker als ergerniswekkende bedelaars gezien; het geld dat de zangers kregen werd al weer snel in de herberg verbrast. De protestantse bestuurders moesten van dit katholieke gebruik al helemaal niets hebben. Daar kwam nog bij dat die zwartgemaakte koning onherkenbaar was en ongestraft kattenkwaad kon uithalen. Zo kwamen er al snel verboden op het zingen en schooien langs de deuren. In ’s-Hertogenbosch stond er een boete op van drie gulden per persoon. En mensen van buiten de stad die met sterren rondtrokken konden acht dagen op water en brood verwachten. Als reactie daarop ontstond er een parodie op een Driekoningenliedje dat bij veel mensen nu nog wel bekend is: “Driekoningen, Driekoningen, geeft mij een nieuwen hoed, mijn oude is versleten, moeder mag het niet weten, vader is niet thuis, piep zegt de muis in het zomerhuis”. Die hoed sloeg op de hoed die de Bossche ambtenaren op Driekoningen kregen bij de vernieuwing van hun aanstelling. De piepende muis verwees naar bestuurder Piper, die de hand had in de verbodsbepalingen. Een dergelijk verbod is ook bekend uit Someren waar in 1761 werd bepaald dat het verboden was langs de huizen te gaan zingen. De giften vormden alleen maar aanleiding tot “drinkerijen en andere buijtensporigheden”.
In 1908 misbruikten enige personen die in Helmond aan het rondgaan waren met een driekoningenster de gelegenheid om te kijken of er nog iets meer te halen was als het geld dat ze aan de voordeur voor hun zangkunsten kregen. Achterom namen ze ongevraagd ook nog wat spullen mee die later bij een heler in Deurne in beslag werden genomen. De drie wijzen waren toen echter al over alle bergen. Toch kwam het vieren van Driekoningen in Helmond niet zo veel voor. Kapelaan de Vree deed in 1930 in de krant nog een oproep om Driekoningen te vieren door naar de missen te komen die op 5 januari werden gecelebreerd. Hij vond dat Driekoningen ook buiten de kerk meer zou moeten worden gevierd. De Heemkundige Kring wilde een Driekoningenintocht organiseren, maar door gebrek aan belangstelling van de jeugd of de ouders moest het worden afgelast. In midden Brabant had een oproep in de Tilburgse kranten meer succes. De jeugd werd opgeroepen ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernard op 7 januari 1937 als Driekoningengroepje voor een jury te zingen. Dat was zo’n succes dat plaatsen in de omgeving dat initiatief overnamen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het opgehaalde geld niet meer zelf gehouden maar besteed aan een goed doel. Ook in Deurne gebeurde iets dergelijks. Traditiegetrouw vond het Driekoningenzingen daar plaats in het Fratershuis. In 1959 verschenen voor een jury van fraters dertig groepen om beoordeeld te worden op opstelling, kleding, zang en declamatie. Het bijeengebrachte geld dat de kinderen hadden opgehaald was bestemd voor de missie.
Op Driekoningen 1930 meldt de krant de Zuid-Willemsvaart de geboorte van een drieling. Dat was in Helmond niet meer voorgekomen sinds 1921. Jos. Bollen en Anna van Heck kregen er op 4 januari ineens drie zonen bij. Het gezin dat aan de Uithoornseweg woonde had al 5 dochters en 1 zoon. Naar aanleiding van het tijdstip van de geboorte kregen de kinderen de namen Caspar, Melchior en Balthazar. Moeder lag al een maand in het Antoniusgasthuis en op verzoek van de zusters werden de kinderen daar in de kapel gedoopt. De burgemeester kwam al snel op bezoek en de krant werd verzocht om bijzondere aandacht aan deze drieling te schenken. Dat verzoek kwam waarschijnlijk van de geestelijkheid. Het onderhoud van zo’n groot gezin vergde immers meer dan één kostwinner kon opbrengen. De goede Helmonders werden dan ook gevraagd hen te ondersteunen met geschenken en geld “nu een zeer braaf gezin het bezoek heeft ontvangen van drie jonge koninkjes”. Bij de geboorte van de 25.000ste ingezetene deden de inwoners dat toch ook al op royale wijze. Ook bij het kantoor van de krant kon men spullen en geld deponeren.
Op de foto de drieling Bollen gefotografeerd bij hun eerste Heilige Communie gedaan in de parochiekerk van Maria Presentie te Aalst op 6 mei 1937; Antoon Caspar, Jozef Melchior en Adriaan Balthazar Bollen.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven; Gerard Rooijakkers: Eer en Schande. Volksgebruiken van het oude Brabant.