De watertoren aan de Aalsterweg.
Elke dag onder de douche of, voor de afwisseling, een verkwikkend bad.
En dan op de bank, gehuld in fris gewassen kleding, nagenieten met een pot vers gezette koffie of thee. We kunnen ons geen leven voorstellen zonder schoon water. Aan het begin van de twintigste eeuw ging het er wel anders aan toe. De douche was een nog onbekend fenomeen. Men waste zich met behulp van een lampetkan en een kom. Op zaterdag ging men om beurten in de zinken teil, het hele gezin in hetzelfde water. De weinige kleding die men bezat werd mondjesmaat gewassen in de Dommel, de rivier waar aanliggende fabrieken hun afvalwater op loosden.
In het beste geval kwam het drinkwater uit de pomp en werd het voor gebruik gekookt. De waterkwaliteit was in Eindhoven slecht. Alle waterputten waren in meer of mindere mate vervuild, veelal met ammoniak en organische stoffen. Pas met de aanleg van de drinkwaterleiding kregen Eindhoven en de omliggende dorpen de beschikking over schoon en veilig drinkwater. In 1905 konden de werkelijke geneugten van dit nieuwe systeem ook echt door de inwoners ervaren worden. Een noodzakelijk onderdeel van het toenmalige waterdistributiesysteem was de watertoren. De eerste Nederlandse watertoren werd in 1839 in Den Helder gebouwd. Eindhoven, of beter gezegd Stratum, volgde 65 jaar later. In 1903 werd begonnen met de aanbesteding en bouw van de watertoren aan de Aalsterweg naar een ontwerp van de gemeentearchitect Louis Kooken. Het doel van de ruim 37 meter hoge watertoren was tweeledig. Ten eerste kon de toren een flinke watervoorraad bevatten voor drogere tijden. Ten tweede kon met behulp van de toren de druk op het waterleidingnet goed gereguleerd worden. Voortaan kon Eindhoven naar hartelust badderen en koffieleuten. De watertoren aan de Aalsterweg deed ongeveer 65 jaar dienst waarna de waterbollen van Quist aan de Antoon Coolenlaan het werk overnamen. De watertoren van Kooken werd in 1970 gesloopt.