Det de Beus, eigenzinnige keepster
Anna Maria Bernadette (Det) de Beus gold als vrouwelijke evenknie van collega-hockeydoelman Maarten Sikking.
De geboren Utrechtse (18 februari 1958) stond bekend om haar katachtige reflexen. Op de website van EHMC wordt ze als volgt omschreven: "Lenig als een aal, ellenlange benen, een grote sprongkracht, goed balgevoel, geen angst, de wil om altijd te winnen, een prachtige reflex en een zeer solide basistechniek." Det de Beus vertikte het om bij strafcorners languit te gaan liggen. Dat was beneden haar stand. Haar eigenzinnigheid kwam ook tot uitdrukking in haar weigering om zich volledig te laten inpakken. De Beus gaf de voorkeur aan strakke, luchtige kleding.
Det de Beus speelde in de periode 1978-1988 in totaal 105 interlands voor de Nederlandse dames hockeyploeg. Zij nam deel aan twee Olympische Spelen: Los Angeles 1984 en Seoul 1988. Onder leiding van bondscoach Gijs van Heumen won de vrouwenploeg tijdens de Spelen van 1984 Olympisch goud. In een finaleronde werd tegen vijf andere landen gespeeld: Nieuw Zeeland, Verenigde Staten, West-Duitsland, Canada en Australië. Vier wedstrijden werden gewonnen en er werd één keer gelijk gespeeld. Met name de 6-2 overwinning op West-Duitsland bleek de sleutelwedstrijd te zijn. In de laatste wedstrijd tegen Australië wist Det de Beus haar doel schoon te houden. Nederland won die wedstrijd met 2-0 en was Olympisch kampioen.
Met het Nederlands team won De Beus in 1986 de wereldtitel in het Amstelveense Wagener-stadion. Haar laatste interland speelde ze op zaterdag 30 september 1988 in de met 3-1 gewonnen troostfinale van de Olympische Spelen van Seoul tegen Groot-Brittannië. In haar carriére won ze ongeveer alles wat er te winnen was: wereldkampioen, olympisch goud, europees kampioen, gekozen in het wereldteam. Ze staat nog steeds te boek als de beste keepster aller tijden in Nederland
Als jong meisje op haar basisschool, de Nutsschool in Waalre, vond ze voetbal eigenlijk leuker dan hockey. Maar in die tijd gingen meisjes niet voetballen. Hockey, met name de rol van keeper, leek het meest op voetbal, zodoende werd ze hockeykeepster bij EMHC in Eindhoven. Ze was toen 10 jaar oud en op 13-jarige leeftijd zat ze al in het hoogste damesteam van EMHC waar ze tot haar dertigste levensjaar bleef. Ze combineerde topsport met een lerarenopleiding geschiedenis. Na haar 40ste begon ze nog aan een studie filosofie. Haar eerst baan was als hoofd voorlichting in het Rijksmuseum. Daarna werkte ze als hoofd museumdiensten in het Zuiderzeemuseum. Momenteel is ze werkzaam als docente maatschappelijk en cultureel ondernemerschap aan de Haagse Hogeschool.