Ontspanning voor de asfaltjeugd, deel 1
Het Mgr. Hoogveld-instituut uit Nijmegen had in de jaren vijftig onderzoek verricht naar de problemen van de opgroeiende jeugd in industriesteden zoals Eindhoven.
Een belangrijke aanbeveling in het eindrapport was dat de asfaltjeugd ter contrast iets anders geboden zou moeten worden dan de alledaagse omgeving die grotendeels bestond uit woonwijk en fabriek. Een constatering was namelijk dat de Eindhovense arbeidsjeugd op opvallend agressieve wijze flaneert. In de schafttijd ontladen jongeren zich ‘motorisch ongeremd’ en na werktijd verlaten ze de fabriek met veel geschreeuw en handtastelijkheden.
De staat van ontspanning zou aldus de aanbevelingen in het rapport, het best kunnen worden bereikt in een recreatieoord met een landelijke, wellicht zelfs brabants-romantische allure. De omgeving van de vervallen Genneper watermolen, meerdere malen door Vincent van Gogh op doek gezet, zou daarvoor een zeer geschikte locatie zijn. Bij wandelend Eindhoven was deze plek al lang bekend en dan met name dankzij het café van mejuffrouw Alida Meulenbroeks. Bij het café hoorde een romantische sprookjestuin met vele beelden en prieeltjes, dat maakte het op zonnige dagen tot een geliefde bestemming voor verliefde stelletjes. Een andere reden om langs de oevers van de Dommel richting de Genneper molen te flaneren was de vette paling die de Dommel rijk was. Marie Holten, die de molen beheerde en exploiteerde, bezat naar verluidt een heerlijk recept voor ingelegde paling. De tuin van Alida Meulenbroeks vormde een belangrijke inspiratiebron voor de verdere planontwikkeling rond de Genneper watermolen en het in toom houden van de Eindhovense jeugd. Daarover leest u volgende week meer.