Heksen, heksenmeesters en weerwolven
In 2006 was het thema van de “Week van de geschiedenis” ”geloof en bijgeloof”. Bij de Peellander was het geloof van oudsher diep verankerd in zijn leven. Kerken, kapellen, kruisen en ontelbare devotionalia zijn tastbare kenmerken van dat geloof. In de godshuizen én thuis gaf de Peellander invulling aan zijn geloof. Maar naast het “ware” geloof, gaf de mysterieuze Peel zijn bewoners volop aanleiding tot bijgeloof. In volksverhalen zijn hiervan veel sporen te vinden.
Een aantal van die volksverhalen uit de Peel gaat over heksenkransen. De dood was nog mysterieuzer dan de Peel. De kindersterfte was groot en als een kind op raadselachtige wijze overleed, kwam al gauw het angstwekkende in combinatie met het bovennatuurlijke bovendrijven. Zo kwam ene Hein uit Helenaveen een heel eind verderop bij zijn zus aan, die op dat moment het kussentje openknipte van haar pas gestorven kind. De doodsoorzaak werd in dat kussentje gevonden: een merkwaardige stoffen ring, waarop driehoekjes genaaid waren, van alle soorten stof in huis één. Het was een heksenkrans. Enkel een heks kon zo’n onheilbrengende krans in het hoofdkussentjes gestopt hebben. Hein liet in Helenaveen de krans aan zijn vader zien. “Gooi dè ding in de kachel”, was diens ontzette reactie. Hein gooide de krans in het turfvuur en “de gevolgen waren niet te geleuve”. Een zware doffe knal volgde en de kamer vulde zich met rook en stof, waarin uilen rondvlogen. “Ge zaagt ze uit de rook komen en er weer in verdwijnen, grijze kerkuilen.” Toen alles weer normaal was, maakte Hein aanstalten om naar huis te vertrekken, maar zijn vader was er niet gerust op. “Jonge jonge, dè zal wâ wôrre.” Hein stapte toch naar buiten en zag daar de stoep vol katheksen zitten. Onbevreesd stapte hij er door en kwam ongedeerd thuis.
In de Peel bekende heksen waren Bonkschoffel, een ruwe vrouw die stomdronken in een Peelvaart haar einde vond, en plaagheks Rooie Bet. Maar de voornaamste was vrouw Kortering, een heks met grote faam. Zij beschikten over een enorme kwade kracht, die enkel door een heksenmeester teniet kon worden gedaan. Die hoefde niet uit de Peel te komen, maar hij moest wel in de invloedssfeer ervan wonen, zoals Driekske Pik uit Oss of de Dikke Pater uit Weert en de klokkenmaker van Arcen. Ook Dominicus Kerssemakers, de pastoor van Helenaveen verstond de kunst van heksenmeester.
Andere verhalen vertellen over de dwaallichtjes die in de Peel regelmatig zijn gezien. Het zijn de zieltjes van ongedoopte kindjes. Op de Heitrak bewaakte de herdershond van Satan de lichtjes. Het is een zwarte hond, “die tegen uw broekspijpen schijt”. Je moest niet proberen om ze te hinderen of er één uit te blazen. Een aanval van de weerwolf was dan je deel en die kon eindigen in een complete verscheuring. Zo nu en dan gaan de zieltjes zweven over de Peelvlakte. Als in de Vredepeel mist hing over de veenputten, verschenen de dwaallichtjes. De volksmond verwoordde dit in “dit is het witte kleed van een vrouw die de onschuldige zieltjes onder haar hoede neemt”.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.