Luchtgevaar op Lavendelplein
Reeds in 1930 werd door de regering een plan gemaakt om een Luchtbeschermingsdienst op te richten. Men begreep dat in een moderne oorlogsvoering de burgerbevolking volkomen weerloos was tegen alle soorten bommen.
In Duitsland had Hitler in maart 1934 alle Duitse organisaties onder de Partijstaat ingevoegd en de spanningen in de internationale politiek over de territoriale eisen van het nieuwe Duitsland namen toe. Reden genoeg om een oefening te houden. Als industrieel centrum had Eindhoven op 5 mei 1934 de primeur. Het nieuwe Lavendelplein dat sinds de aanleg nog een kale vlakte was en het Badhuis speelden daarbij een belangrijke rol. Ongeveer om vier uur hadden enkele vliegtuigen van de vliegbasis Soesterberg boven Stratum enig vuurwerk en enkele lichtspoorkogels afgevuurd om aan de Stratummers duidelijk te maken hoe verschrikkelijk de uitwerking zou kunnen zijn van verderfzaaiende brand- en explosiebommen. In weerwil van de loeiende sirenes was Stratum niet erg geschrokken. Tot ergernis van de autoriteiten moesten drommen kijkers en nieuwsgierigen door de politie weggehouden worden van de brandende kartonnen dozen die de inslagen van het precisiebombardement moesten imiteren. Autoriteiten inspecteerden het gegraven en gestut onderaards hol dat aangeduid was met een fraai bord dat het opschrift “gasvrije schuilloopgraaf“ droeg. Afsluitbare gordijnen moesten er voor zorgen dat de gassen de ruimte niet binnendrongen. Ontbloot van iedere logica werden slachtoffers van zenuwgas het Badhuis binnen gebracht, waar een arts een eerste diagnose moest stellen voordat de getroffenen naar het Sint Josephziekenhuis konden worden vervoerd. Hulpverleners zonder gasmasker moesten slachtoffers uit de gasgebieden halen. Alhoewel de minister van oorlog vol lof was over de Eindhovense organisatie was het duidelijk dat er nog veel te verbeteren viel. De latere bittere ervaringen van de oorlog zouden bewijzen dat ook deze knullige oefening zijn waarde had bewezen.