Brand bij Carp
In de fotocollectie van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven zit ook een rubriek calamiteiten. Hierin zitten veel foto’s van branden die Helmond geteisterd hebben. En dat zijn er nog al wat. Het valt op dat in de eerste helft van de twintigste eeuw veel fabrieken getroffen werden door enorme branden waarbij het hele fabrieksgebouw verloren ging.
Het verslag van de brand bij Carp op 16 december 1928 in De Zuidwillemsvaart, de Helmondse krant in die tijd, maakt meteen duidelijk waarom de branden zulke enorme afmetingen konden krijgen. De tijd die verliep tussen de melding van de brand en het daadwerkelijk blussen was aanzienlijk. Ook zat er veel tijd tussen het inroepen van hulptroepen van elders en hun. We kunnen ons dat in deze tijd, waarin we vinden dat we op ieder moment bereikbaar moeten zijn via mobieltje, internet en e-mail, nauwelijks meer voorstellen.
De weersomstandigheden op die decemberzondag in 1928 waren extreem. Na sneeuwval was het gaan dooien. Toen er een sneeuwbrei op de straten lag begon het flink te vriezen. De straten waren spiegelglad. De bewakers van de fabriek, die ook op zondag aanwezig waren, ontdekten om negen uur ’s morgens een brandje in de droogkamer van de geverfde garens. Deze droogkamer bevond zich in een van de gebouwen achter het hoofdgebouw. De garens moesten al een tijdje gesmeuld hebben voor de brand ontdekt werd. De bewakers probeerden met de blusmiddelen die in de fabriek aanwezig waren de brand te bestrijden. Toen dat niet lukte, werd op tien uur de brandweer gebeld. Toen was er al kostbare tijd verloren gegaan. De Helmondse brandweer beschikte over één motorspuit. Toen de brandweer arriveerde, had de brand zich uitgebreid tot het hoofdgebouw van vier verdiepingen. De zuidzijde van het gebouw stond van boven tot onder in lichterlaaie. Het was al snel duidelijk dat de brandweer met die ene motorspuit en enkele stralen een dergelijke brand niet kon bestrijden. Tegen elf uur werd de Eindhovense brandweer opgebeld met het verzoek om assistentie te verlenen, die –het zij tot hunne eer gezegd- reeds ongeveer een uur later met hunne prachtige auto-spuit en een aantal kloeke brandgasten op de plaats des onheils aanwezig waren. Dit was drie uur na het ontdekken van de brand!
Omdat de brand in eerste instantie alleen aan de zuidzijde van het hoofdgebouw woedde, kon door het te hulp geschoten kantoorpersoneel van Carp via ladders de administratie, die in kamers aan de noordzijde op de tweede verdieping van het gebouw ondergebracht was, voor een groot deel in veiligheid worden gebracht. Toen de brand zich ook naar de noordzijde uitbreidde richtte de Eindhovense brandweer zich op het blussen aan de voorzijde en de Helmondse brandweer probeerde de achter het hoofdgebouw gelegen gebouwen zoveel mogelijk te behouden. De hoop dat met hulp van de Eindhovens brandweer de brand bedwongen kon worden bleek tevergeefs. Het hoofdgebouw brandde geheel uit. Door de hitte begonnen de muren uit te zetten en ontstond er gevaar voor instorting. De Kanaaldijk moest afgezet worden om ongelukken te voorkomen. Om half vier kon het sein brand meester worden gegeven en vertrok de Eindhovense brandweer naar huis. Nog de hele nacht en dag was men bezig met nablussen. De eigenlijke fabriek bleef behouden, maar van het hoofdgebouw met de kantoren bleef een kaal karkas over.
Vanuit de kasteeltuin was de hele operatie, ondanks de koude, gevolgd door een groot publiek. De bomen en muren in de omgeving waren door het overvloedige bluswater bedekt met een laag ijs en de Eikendreef was één grote ijsbaan.
Deze brand leidde direct tot een discussie over de achterstand in de uitbreiding van het brandblusmateriaal. Een tweede krachtige motorspuit met autotractie was in bestelling. Als deze spuit bij de brand bij Carp ingezet had kunnen worden had het in den beginne wel in de macht gelegen … het vuur te bedwingen, wat later nog met geen zes spuiten mogelijk was. Dat is tenminste de mening van De Zuidwillemsvaart.
Collectie Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.