Mensen zaten echt op deze uitkering te wachten
Irene Wever-Prins komt uit een gezin van zes kinderen, 4 meisjes en 2 jongens. Haar vader heeft eerst een tijd in het Veemgebouw op de Glaslaan gewerkt. Tijdens de oorlog zette hij zich in voor de luchtbescherming en later kreeg hij een functie op de interne post binnen Philips op de Emmasingel. In die tijd woonden ze op de Iepenlaan 27.
Irene heeft goede herinneringen aan de wijk, maar niet aan de lagere school die eveneens op de Iepenlaan zat. Als jong kind (6) overleed haar moeder. Op school werd daar totaal niet bij stilgestaan. “Het ging alleen om prestatie. Kon je bijvoorbeeld goed leren dan mocht je vooraan in de klas zitten en werd je op handen gedragen.” Irene heeft nog een tweelingzus die wel goed kon meekomen. Na het overleden van haar moeder zorgde haar oudste zus voor het huishouden. Na vijf jaar nam de zus daaronder het over. Door rugklachten kon Irene de huishoudschool niet afmaken en kwam ze uiteindelijk bij de Etos-kruidenier (K16) op de Willen de Zwijgerstraat terecht. Daar heeft ze ruim negen jaar, tot in haar trouwen, gewerkt. Overigens met enorm veel plezier. Elk Etos-filiaal had een nummer. De ‘K’ stond voor kruidenier, ‘S’ voor slager en ‘D’ voor drogisterij. Eigenlijk werden alle filialen van Etos gerund door meisjes en vrouwen uit Eindhoven. Irene begon als hulpverkoopster. Vervolgens werd ze verkoopster en daarna caissière. De kruidenier was een zelfbedieningszaak. Irene deed er alles aan om de omzet te verhogen. Soms waren er acties in de winkels en konden klanten sparen voor bijvoorbeeld een handdoek. Meestal kreeg de bedrijfsleider een proefexemplaar. Degenen die het meest verkocht, kreeg die handdoek. “Ik won bijna altijd.”
“Mensen konden voor 10 gulden lid van Etos worden. Op de gespaarde bonnen kregen ze jaarlijks 8 procent uitgekeerd. “Mensen zaten echt op deze uitkering te wachten. De bedragen liepen enorm op. Soms wel tot honderden guldens. Dat geld werd vaak gebruikt om kleding te kopen. “ Vaste klanten kregen vlak voor de uitkering een bruine papieren zak toegestuurd. Hierin konden ze de gespaarde bonnen stoppen met het bedrag. De bonnen werden gecontroleerd door de meisjes die op de afdeling op de Lijsterbesstraat werkten. Tijdens uitkeringsdag stonden er rijen met mensen te wachten om hun geld op te halen. Ook andere zaken in de stad zoals Wentink en Ansems deden aan deze actie mee. Bij hen kreeg je 5 procent korting. “Ik weet wel dat er man in onze winkel kwam een pakken sigaretten kocht. Vanaf zijn bureau in Philips verkocht hij de sigaretten los door. Hij maakte hier winst op. Voor veel mensen was deze uitkering tevens een spaarpotje.”
Op een gegeven moment kwam er nieuwe regeling dat getrouwde vrouwen niet meer mochten werken. Irene werkte inmiddels parttime en werd een te dure kracht. Kort daarop werd ze ontslagen. Dat heeft haar veel verdriet gedaan. Toch heeft ze altijd een warm hart voor Etos gehad. “Ze hielden heel wat avonden voor hun personeel en/of klanten. Tijdens de jaarlijkse kienavonden waren gigantische prijzen te winnen. Het ging daarbij vooral om huishoudelijke spullen; van handdoeken, tot broodroosters en strijkijzers, maar ook levensmiddelenpakketten. Mensen hadden het al weken van te voren over met wie ze naar deze kienavonden toegingen. Daardoor is het kienen in Brabant ook zo populair geworden.” Haar vader trouwde in 1957 opnieuw. Tot aan haar trouwen heeft Irene thuis gewoond. Daarna kwam iedereen nog elke zondag, al dan niet met kinderen, bij ‘opa’ (en tweede vrouw) oma Sjaantje op de Iepenlaan op bezoek. “Nog steeds heb ik er moeite mee om door de Iepenlaan te rijden. Zeker na het overlijden van mijn vader werd dat gevoel nog sterker.”
Haar man heeft een deel van zijn leven op de Frederiklaan gewoond. Nog altijd praten ze over de dingen die ze samen in die tijd (Philipsdorp) hebben beleefd. Wel ging haar man naar een andere lagere school, namelijk de Philipsschool op De Jonglaan die over eigen schooltuintjes beschikten. Na de JNO en avondscholen volgde haar man diverse cursussen via Philips. Ondanks dat heeft hij maar eventjes voor Philips gewerkt omdat hij een betere baan bij Burgers kon krijgen. Dit werd overigens niet in dank afgenomen omdat ze graag ‘talent’ binnen hielden. Zijn vader was draaier bij Philips en werd later afdelingschef. Nog steeds hebben ze een certificaat ‘Diploma Baas’ in bezit ondertekend door Frits Philps zelf. Volgens Irene was het mooie aan hun buurt dat groot en klein samenspeelden. “We deden spelletjes als: kaatsenballen, bokje springen, landje pik, verstoppertje tot aan pik olie of dik. “ Haar vader hield onderhield graag contacten. Vaak stond hij in zijn gele stofjas op de hoek van de Frederiklaan/Draaiboomstraat te wachten of iemand tijd had om een praatje te maken. Dat gebeurde ook altijd. Zeker als de fabriek uitging. Voor mijn vader waren die gesprekken heel belangrijk. Hij was ook iemand die zijn laatste gulden nog zou weggeven en dat ook deed. Ook had hij zelf niets.” Wat Irene zich nog goed kan herinneren was dat de ‘Reus van Rotterdam’ naar schoenmaker Bos kwam om schoenen aan te meten. “Ik had en heb nog nooit zo’n enorm grote voeten gezien. Hij had de grootste maat schoenen van Europa.” Ondanks dat ze niet katholiek was, kan ze nog wel de processieoptochten door de straten herinneren. “Mensen gooiden hun loper op straat. Hier overheen werd de pastoor gedragen. Hij zat in een soort stoel met een kapje er boven. De talloze lopers maakten overigens meer indruk op mij.”