Philipsdorp en de fabriek één
Meneer Narings woonden met zijn ouders van 1942 tot en met 1944 op de Draaiboomstraat. Daarna verhuisde ze naar de Acaciastraat 4; een zijstraat van de Kastanjelaan. Daarvoor leefde hij met zijn vader, moeder en broer in bij een nicht in de Hubertusstraat. “Mijn vader was glasblazer. De eerste jaren heeft hij dan ook als glasblazer bij Philips gewerkt. Later kreeg hij een baan op de Phlittafabriek (bakeliet). Speciaal voor Philips waren ze vanuit België naar Eindhoven getrokken.”
Aanvankelijk ging Narings naar de tweede klas van de lagere school op Frederiklaan. Niet veel later switchte hij naar de Philipsschool. De laatste jaren van deze school zat hij naast Eef Kamerbeek. Tijdens het bombardement van 1942 werd het huis van de familie Kamerbeek zodanig verwoest dat ze elders werden ondergebracht. Dit huis grensde aan de fruittuin van Philips. Regelmatig kwam Eef met twee appels naar school. “Die appels verstopten we in onze kastjes. Als er even niemand keek, namen we stiekem een hapje.” Na de oorlog gingen ze weer terug naar hun huis op de Frederiklaan. Ze woonden recht tegen over de fontein. “Ik ging er regelmatig heen om bijvoorbeeld een potje te dammen. Eef haalde dan het dambord te voorschijn en twee sigarendoosjes gevuld met zilveren en bronzen medailles. Die dienden als damstenen.” Volgens Narings was Philipsdorp en de fabriek één. “Ik weet nog dat de dag na de bevrijding op 19 september met lichtkogels werd gegooid. We vluchten de schuilkelder bij de Iepenlaan in. Het was de eerste keer dat ik tijdens de oorlog heb gehuild, zo bang was ik.”
Tijdens de oorlog moest van school worden uitgeweken. Zo ging de heer Narings naar de Nutschool op de Akkerstraat in Gestel. Omdat Philips een deal had gesloten met Spanje kreeg elke werknemer van Philips een sinaasappel. Dit duurde slechts een maand. Ook op zijn school werden sinaasappels uitgedeeld. Omdat Narings de kleinste van de klas was en als bijnaam ‘krieltje’ had, kreeg hij de overgebleven sinasappel ook. Op een gegeven moment stelden bewoners van de Glaslaan, Olmenlaan en De Jonghlaan een kamer ter beschikking om twee dagdelen in de week deze ruimte te gebruiken om er les te geven. In zijn vrije tijd speelde hij in de speeltuin bij Van Dinter. Speelgoed was er nauwelijks of niet. Toch maakte zijn vader in de winter van 1944 voor Narings een poppenkast van golfkarton. De poppen waren van hout gemaakt en aangekleed door zijn moeder.”Op school hadden we een boekje over Jan Klaassen en Katrijn die pannenkoeken bakten. Ik had heel het boekje uit mijn hoofd geleerd. Thuis speelde ik het na voor de kinderen uit de buurt. Mijn broer speelde daarbij op de accordeon. Als entreegeld vroegen we een cent om te komen kijken.” Zijn vader moest tijdens de oorlog werken in Duitland. Toen hij in 1943 voor drie weken naar huis mocht, zorgde zijn vrouw er voor dat hij niet terug hoefde. Van Philips kreeg ze een bewijs dat hij onmisbaar was.
Elk jaar kwam het circus Van Bever naar Philipsdorp. Ook tijdens de oorlog. Verder was de heer Houtzager een opvallend figuur in de buurt. Hij gaf gymles aan huisvrouwen en zijn vrouw zwangerschapsgymnastiek. “Voor de fontein er was, stond er een gele houten keet waar het onderhoudsteam van Philips inzat. Ooit heeft mijn vader daar nog gewoond. Op de Glaslaan was er een polikliniek met onder meer een internist, gynaecoloog, huisartsen en verloskundigen. In de winter van 1944 1945 ‘jatten’ Narings met zijn broer kolengruis. “Bij het POC liep een spoor over straat. De lege wagons reden zo de fabriek uit. Op de bodem laag een laag ijs met daar onder gruis. Met een slagersbijltje hakten we het ijs los en namen net zoveel mee als we konden dragen. Thuis lieten we het ijs dooien en als het gruis droog was, maakte mijn moeder er bollen van voor de kachel.” Op school kreeg de klas van Narings zangles om te mogen zingen voor de ‘Herrijzend Nederland’ een zender die door Philips in het leven was geroepen. “Donderdags na school moesten we van half 5 tot 5 de nummers inzingen in Woensel. Daarna raceten we naar huis om tussen half 6 en zes uur naar deze liedjes te luisteren.“ Ook deed hun school samen met de Philipsschool op de Apeldoornstraat mee aan een musical (Goudhaantje en troubadours) voor de Philipsscholen in Woensel en Tivoli. Daarvoor werd elke woensdagmiddag geoefend in het POC . Na het oefenen zwierven de jongeren rond in het POC. “De filmoperator draaide speciaal voor ons tekenfilms van Joop Geesink die speciaal voor Philips waren gemaakt. De buurt had ook een eigen buurtverenging ‘Oranjevreugd’ die door kinderen uit de buurt ook wel ‘Acacialol’ werd genoemd. Ook herinnert Narings nog dat ze met veel werknemers van Philips een dag naar Zandvoort gingen. Zelf werkte hij 40 jaar voor Philips. Hij begon als bankwerker op de machinefabriek en eindigde op het laboratorium van natuurkunde.