Biet, riddem, bloemenkinderen …en kunst!
Hoe trek je als museum dat te maken heeft met licht dalende bezoekersaantallen nieuw volk? Jean Leering, directeur van het Van Abbemuseum van 1964-1973 en zijn medewerkers hadden daar wel enige gedachten over. Meerdere tentoonstellingen naast elkaar was een oplossing.
Elke tentoonstelling trok een eigen publiek én de bezoeker werd dan ook geconfronteerd met werk waarvoor men aanvankelijk niet kwam. Een ander middel in de jacht op nieuw publiek was educatie. In 1968 ging het educatief aanbod flink op de schop: ‘prikkeling tot zelfbewustzijn en tot participatie van het publiek’ was een van de belangrijkste taken van de educatieve dienst. Een feest op zaterdagavond 2 september 1967 was zo’n educatieve activiteit. Zeer originele gebeurtenissen en situaties vulden de zalen van het door wierook doordrenkte museum. Een groepje Griekse halfgoden dwaalde al filosoferend door de museumzalen als hommage aan het bekende werk van Manet, déjeuner sur l’herbe. Er waren acts met lichtgevende actrices en diverse muziekgroepen zorgden voor ‘biet, riddem, bloes en soal’. Er waren kraampjes met verse hippe handel zoals Jugendstillaffiches, zomerbloemen en ijsjes. Met meer dan 1.000 jongelieden was de avond een groot succes, geen enkele wanklank. De brandweer was wat minder enthousiast, want wat als …? En de kunstwerken die normaliter in gewijde stilte kunnen rekenen op de volle aandacht van de bezoeker? Die klaagden niet over het gebrek aan aandacht, de dikke wierookwalm, de hoogopgelopen temperatuur en luchtvochtigheid veroorzaakt door de swingende en dampende lijven van de vrolijke Eindhovense bloemenkinderen.