Kooplieden en tolhuizen
De veertiende en vijftiende eeuw was voor onze streek een periode van bescheiden bloei. Eindhoven en Helmond kregen in 1232 stadsrechten van de hertog van Brabant. Beide steden kregen ook marktrechten, wat betekende dat op de marktdagen van heinde en verre kooplieden toestroomden. Maar ook het omgekeerde gebeurde: kooplieden uit Eindhoven en Helmond vervoerden hun waren, meestal wollen stoffen, naar het zuiden, bijvoorbeeld naar Bergen op Zoom, Antwerpen en Keulen. Een drukke handelsroute was de weg Keulen – Maastricht – Eindhoven – 's-Hertogenbosch. Bijna dagelijks reden de zogenaamde 'Walenkarren' en 'Keulse karren', volgeladen met koopwaar en voortgetrokken door een aantal paarden deze route. De reis was niet gemakkelijk: de weg was slecht, eigenlijk alleen een karrenspoor en er was altijd het gevaar van rovers. Bovendien was het duur. Voerlieden waren verplicht tol aan de hertog te betalen als zij goederen vervoerden door Brabant, zelfs 'al zouden de wagens slechts met één wiel het land van Brabant raken'. Om die tol te heffen waren in oude herbergen langs de wegen tolhuizen ingericht, zogenaamde 'Barriers'. Sommigen daarvan bestaan nog steeds als café of restaurant.
Woenselse Barrier aan de Boschdijk te Eindhoven
Bronvermelding: RHCe, THA, objectkenmerk 0019228 (auteur A. van Beurden)