Heren en Vrouwen
Lijst met de heren en vrouwen van Helmond
Eeuwenlang hebben in zowel het “Oude Huys” als het nieuwe kasteel voorname mensen gewoond. De vroegste gegevens dateren uit de twaalfde eeuw. In 1108 is er sprake van een zekere Hezelo van Helmond en in 1179 schonk Stephanus een ”hof van Helmond” aan de norbertijnerabdij van Floreffe in de Ardennen. Stephanus is mogelijk degene die het “Oude Huys” heeft gebouwd. Daarna kwam Helmond korte rijd in de macht van de heren van Horne (begin 13de eeuw). In of even voor 1220 kocht hertog Hendrik I van Brabant de heerlijkheid Helmond van Willem van Horne. Daarmee werd hij dus heer van Helmond. Hij heeft nooit in Helmond gewoond, in tegenstelling tot zijn dochter Maria van Brabant.
In 1314 droeg de hertog het kasteel met de bijbehorende rechten en goederen over aan iemand anders. Vanaf dat jaar bewoonden achtereenvolgens leden van de families Van Berlaer (1314-1433), Van Cortenbach (1433-1683), Van Arberg (1683-1781) en Wesselman (1781-1920) het kasteel of - als zij dat niet in eigen persoon deden - lieten het bewonen door hun rentmeesters. Zie voor een overzicht van alle heren en vrouwen van Helmond de lijst van heren en vrouwen.
Heren van vrouwen van Helmond tot de opheffing van de heerlijke rechten in 1798
1108 Hezelo
Vóór 1179 Stephanus
Tot 1222 Willem van Horne
1222-1245 Hendrik I van Brabant
1235-1260 Maria van Brabant
1260-1261 Hendrik III van Brabant
1261-1267 Hendrik IV van Brabant
1267-1294 Jan I van Brabant
1294-1312 Jan II van Brabant
1312-1314 Jan III van Brabant
1314-1328 Jan I Berthout van Berlaer
1328-1346 Lodewijk van Berlaer
1346-1357 Jan II van Berlaer
1357-1361 Walraven van Berlaer
1361-1425 Jan III van Berlaer
1425-1433 Catharina van Berlaer
1433-1447/1467 Jan I van Cortenbach
1447/1467-1472 Jan II van Cortenbach
0-1 Ywan van Cortenbach (als voogd over zijn neef Jan III)
1472/1491-1505 Jan III van Cortenbach
1505-1516 Ywan van Cortenbach (als voogd over zijn achterneef Jan IV)
1505/1516-1534 Jan IV van Cortenbach
0-1 Joost van Cortenbach
0-1 Jan V van Cortenbach
0-1 Adolf van Cortenbach
0-1 Philippine van Ruyschenberg (als voogdes over haar zoons)
1594-1602 Charles van Cortenbach
1602/1618-1649 Alexander van Cortenbach
1649-1681 Emond van Cortenbach
1681-1683 Cecile Isabelle Gonzaga (als voogdes over haar dochter Isabelle Félicité)
0-1 Antoine Udalrique van Arberg (namens zijn vrouw Cecile en haar dochter)
0-1 Albert Joseph van Arberg (namens zijn vrouw Isabelle Félicité)
1720-1767 Maximiliaan van Arberg
1767-1781 Nicolas Antoine van Arberg
1781-1798 Carel Frederik I Wesselman
Kasteelheren en vrouwen na de opheffing van de heerlijke rechten in 1798
0-1 Carel Frederik I Wesselman
0-1 Carel Frederik II Wesselman van Helmond
0-1 Carel Frederik III Wesselman van Helmond
0-1 Willem Lodewijk Wesselman van Helmond
0-1 Adriaan Gilles Wesselman van Helmond
0-1 Carel Frederik IV Wesselman van Helmond
1918-1920 Anna Maria de Jonge van Zwijnsbergen
Maria van Brabant
Na de dood van hertog Hendrik I van Brabant in 1235 werd zijn dochter Maria vrouwe van Helmond. Zij had al een veelbewogen leven achter zich, toen zij op het “Oude Huys” haar intrek nam. In 1198 werd zij door haar vader als achtjarig meisje verloofd met niemand minder dan keizer Otto IV van Duitsland of, zoals Duitsland toen heette het Heilige Roomse Rijk. In 1214 trouwde ze met hem. In hetzelfde jaar verloor Otto echter, na een vernietigende nederlaag bij Bouvines, zijn kroon aan zijn grote tegenstrever, Frederik II van Hohenstaufen. In 1218 overleed de ex-keizer. Twee jaar later werd Maria weer uitgehuwelijkt door haar vader, nu aan graaf Willem I van Holland. Ook graaf Willem stierf voortijdig in 1222. Vanaf die tijd woonde de tweevoudig weduwe regelmatig in het “Oude Huys” te Helmond. Zij stierf in 1260.
Maria is vooral bekend geworden als stichtster van het klooster Binderen, een abdij voor adellijke vrouwelijke religieuzen, in 1244 – zie Klooster Binderen- Aan die stichting is een legende verbonden – zie De legende van Maria van Brabant-, die verklaart waarom Maria het besluit heeft genomen om het klooster te stichten.
De familie Berlaer
Tot 1314 bleven de hertogen van Brabant heren van Helmond. In 1314 gaf hertog Jan III de heerlijkheid in leen aan een hoge Zuid-Brabantse edelman, Jan I Berthout van Berlaer – zie De belening van 1314-.
Dit betekende dat Jan bestuurlijke en juridische bevoegdheden kreeg over Helmond en naaste omgeving en daarnaast een groot aantal inkomsten. In ruil daarvoor moest Jan de hertog als zijn soeverein erkennen. Van dit jaar tot 1433 was een Berthout van Berlaer heer (of vrouwe) van Helmond.
Jan Berthout van Berlaer was ook nog heer van het bij Leuven gelegen plaatsje Keerbergen en had ook enkele bezittingen bij Mechelen en Lier. Hij was daarnaast lid van de Hoge Hertogelijke Raad, een machtig man dus. Misschien is het Jan geweest, maar anders zijn zoon en opvolger Lodewijk (heer van Helmond 1328-1346) die begonnen is met de bouw van het nieuwe, vierkante kasteel. Het is zeker dat Lodewijk van Berlaer geïnteresseerd is geweest in zijn Noordbrabantse bezitting. Hij trouwde namelijk met Johanna van Dinther, dochter van de heer van Dinther (bij ’s-Hertogenbosch).
Wie het meest van zich heeft doen spreken uit de familie Berthout van Berlaer is Jan III van Berlaer (heer van Helmond 1361-1425)- zie Jan III van Berlaer-. Jan III heeft zijn hele leven in Helmond gewoond, heeft veel voor de stad gedaan en heeft de tweede en derde bouwfase van het kasteel voltooid.
De familie Van Cortenbach
Catharina van Berlaer, dochter en erfopvolgster van Jan III van Berlaer – zie Jan III van Berlaer -, trouwde in 1433 met Jan I van Cortenbach, een hoge edelman uit het huidige Zuid-Limburg. Daarmee kwam de familie Van Cortenbach op het kasteel als heren en vrouwen van Helmond. Vooral Joost (1534-1560), Jan V (1560-1578) en Adolf (1578-1594) hebben van zich doen spreken als legeraanvoerders. Joost vocht vooral tegen de troepen van de hertog van Gelre die tussen 1533 en 1543 het Brabantse land teisterden met strooptochten en brandschattingen. Tijdens zijn bewind brandde een groot deel van het kasteel af. Jan V en Adolf , maar ook Adolfs weduwe, Philippine (1594-1618), speelden een belangrijke rol tijdens de Tachtigjarige oorlog – zie de tachtigjarige oorlog-.
Philippines zoon Alexander (1618-1649) raakte snel na zijn inhuldiging in een langdurig conflict met het stadsbestuur van Helmond over de aanstelling van functionarissen en vooral over de betaling van belastingen. Alexander ging er vanuit dat hij daarvan vrijgesteld was, het stadsbestuur vond van niet. Pas in 1648 kwam het tot een vergelijk, waarbij beide partijen iets toegaven.
Rechts Alexander van Cortenbach, heer van Helmond van 1618 tot 1649. RHCe, fotocollectie nr. 113977. Links zijn echtgenote Anna van Ruyschenberg.
De laatste Van Cortenbach, Emond (1649-1681), verbleef slechts zelden op het kasteel. Ook hij had voortdurend conflicten over geld met het stadsbestuur. Toen hij overleed had hij, naast grote schulden, veroorzaakt door een te luxueus leven, slechts een 3-jarig dochtertje als erfgenaam. Daarom nam zijn weduwe, Cecile Isabelle Gonzaga, telg uit een beroemde Italiaanse familie, voorlopig het bewind op zich.
De familie Van Arberg
Geteisterd door grote financiële problemen, zocht Cecile Isabelle Gonzaga, vrouwe van Helmond na de dood van Emond van Cortenbach in 1681, hulp in de nood via een huwelijk. In 1683 trouwde ze met de rijke, Zuidnederlandse edelman Antoine Udalrique, graaf van Arberg, Frezin en Valangin. Zo ging de heerlijkheid en het kasteel over op de familie Van Arberg.
Antoine Udalrique loste de schulden af en voerde een aantal herstelwerkzaamheden uit aan het kasteel. Ook liet hij een nieuwe poort bouwen.
In 1688 overleed Cecile Isabelle en daarmee verloor Antoine Udalrique zijn rechten op de heerlijkheid. Toch bleven de Van Arbergs in het bezit van Helmond, opnieuw door een huwelijk. Ditmaal was het de jongere, 33 jarige broer van Antoine Udalrique, Albert-Joseph, die trouwde met het 10-jarig dochtertje van Cecile Isabelle en Emond van Cortenbach, Isabelle Félicité. Ter gelegenheid van dit huwelijk werd een groot paneel geschilderd – zie het wapenpaneel van 1688 - met de wapens van de beide echtelieden en de wapens van hun voorouders.
Albert-Joseph (1688-1720) woonde vooral na 1691 regelmatig op het kasteel, waar het echtpaar met hun bedienden een Frans sprekende enclave vormde. Om die reden verzette de heer zich tegen de benoeming van een pastoor omdat deze onvoldoende Frans kende, wat toch wel een probleem zou zijn bij het afnemen van de biecht. De opvolgers van Albert-Joseph woonden niet meer op het kasteel. Rentmeesters maakten voortaan de dienst uit, bewoonden het slot en behartigden de belangen van de afwezige heer. Dit deden zij totdat in 1781 Nicolas van Arberg kasteel en heerlijkheid verkocht aan een rijke, protestantse, koopman: Carel Frederik I Wesselman – zie Carel Frederik I Wesselman.
Verkoop van de heerlijkheid en het kasteel in 1781
in deze handgeschreven "advertentie" biedt Nicolas Antoine van Arberg het kasteel met alle goederen die er bij horen te koop aan. In de tekst een omschrijving van het landgoed.
De familie Wesselman van Helmond
Toen Nicolas van Arberg kasteel en heerlijkheid in 1781 verkocht, kwam Helmond voor het eerst in handen van een burgerlijke familie van handelaars en grootgrondbezitters. De familie Wesselman was protestant, bezat grond op de Veluwe en exploiteerde vanaf 1732 een kopermolen. Carel Frederik I – zie Carel Frederik I Wesselman -, die de heerlijkheid kocht, was bovendien muntmeester, eerst in Amsterdam, later in Utrecht.
De familie Wesselman heeft tot 1920 het kasteel bewoond. Vooral Carel Frederik I en Carel Frederik II – zie Carel Frederik II Wesselman - hebben een grote betekenis gehad voor Helmond, zowel op het gebied van de landbouw als bij de ontwikkeling van de nijverheid en de industrie in Helmond. Zowel de vader als de zoon waren lid van de Provinciale Commissie van Landbouw en namen ral van initiatieven om de productie te verbeteren. Beiden investeerden ook in industriële ondernemingen, waarvoor zij delen van hun eigen landgoed ter beschikking stelden. Het is ook aan hen te danken dat de Zuid-Willemsvaart – zie Wesselman en de Zuid-Willemsvaart - in de jaren 20 van de negentiende eeuw langs Helmond werd gegraven.
Links: Carel Frederik I
Rechts: Carel Frederik II
Toen Carel Frederik II in 1853 stierf, had hij vier zonen. Eén zoon (Adriaan Pieter) was getrouwd en zorgde voor nageslacht. Zijn drie broers (Carel Frederik III, Willem Lodewijk Joost en Adriaan Gilles) bleven vrijgezel en woonden op het kasteel. Zij hielden zich vooral bezig met bankzaken, handel in effecten en jagen. Steeds zat één van de broers in de Helmondse gemeenteraad.
Van links naar rechts Carel Frederik III, Hendrik Willem Joost en Adriaan Gilles.
Over de drie broers, Carel Frederik III, Willem Lodewijk Joost en Adriaan Gilles, zijn de nodige anecdotes overgeleverd. De drie jonkers hadden bijvoorbeeld de gewoonte ’s avonds het café te bezoeken. Omdat zij meestal verschillende gelegenheden bezochten, wisten zij meestal niet wie het laatste thuis zou komen. Daarom hadden zij aan de binnenzijde van de poort een ijzeren plaatje bevestigd met drie gaatjes en drie ijzeren pennen, die met kettinkjes daaraan waren vastgemaakt. Elke jonker had zijn eigen pennetje, die hij uit het gaatje haalde als hij wegging en er weer in stopte, als hij weer binnenkwam. Wie ’s avonds het laatste gaatje vulde, was de laatste en moest de poort op het nachtslot doen.
De laatste Wesselman, die het kasteel bewoonde (vanaf 1896) was Carel Frederik IV, een zoon van Adriaan Pieter. Het onderhoud van het immense gebouw was inmiddels een zware financiële last geworden. Daarom probeerde Carel Frederik vanaf 1900 het kasteel te verkopen. Dit lukte pas na zijn dood (1918), toen zijn weduwe Anna Maria de Jonge van Zwijnsbergen in 1920 het kasteel wist te verkopen aan de gemeente Helmond voor ƒ 215.000 onder voorwaarde dat de gemeente het slechts zou gebruiken ten openbare nutte, waarna in 1922 tot 1923 een uitgebreide restauratie plaats vond, die het kasteel geschikt maakte als raadhuis en als museum en archief.
Carel Frederik IV en zijn echtgenote Anna Maria de Jonge van Zwijnsbergen.
Het kasteel als raadhuis en museum
Na de verkoop aan de gemeente Helmond was het kasteel niet langer het woonhuis van de heren van Helmond en hun erfgenamen. Vanaf 1923, na de restauratie en verbouwing, zetelde het Helmondse gemeentebestuur er voortaan. De gemeenteraad vergaderde er en het college van Burgemeester en Wethouders, de ambtenaren deden er hun werk en vooral werd er getrouwd. Het kasteel bood en biedt daarvoor nog steeds een sfeervolle omgeving.
Het kasteel kreeg nog een tweede bestemming. Meteen na de ingebruikneming door de gemeente nam burgemeester Van Hout het initiatief om in een van de vertrekken op de eerste etage een klein museum in te richten – zie Het kasteel als archief en museum-, dat zou uitgroeien tot het huidige gemeentemuseum (zie www.gemeentemuseumhelmond.nl).
Links: uitnodigingsbrief voor de opening van het gerestaureerde kasteel als raadhuis, 5 april 1923. Rechts: statiefoto, gemaakt bij de opening van het kasteel als raadhuis, 5 april 1923.
In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd het kasteel veel te klein voor het groeiende ambtenaren apparaat. Daarom werd niet ver van de oude burcht een modern stadskantoor gebouwd en verdwenen de stadsbestuurders en de ambtenaren weer uit het kasteel. Wel bleef de gemeenteraad in het kasteel vergaderen en bleven natuurlijk ook de trouwerijen. De vrijkomende ruimten werden in gebruik genomen als museum en aanvankelijk ook als archief.
In 2001 kwam in Helmond op een steenworp afstand van het kasteel, een nieuw bestuurscentrum klaar: Boscotondo. Nu verdween ook de gemeenteraad uit het kasteel en werden er plannen gemaakt om de functie van het kasteel als Gemeentemuseum Helmond te vergroten.
Het kasteel-raadhuis was niet alleen van buiten stijlvol, maar ook van binnen zoals onderstaande dia show laat zien. U ziet achtereenvolgens de raadzaal, de eerste klas trouwzaal, de wethouderskamer, de werkkamer van de loco-burgemeester en de werkkamer van de burgemeester.