Maarten Sikking, het buitenbeentje
Maarten Sikking, geboren in Bergen op Zoom op 13 februari 1948, stond bekend als een buitenbeentje in de hockeywereld.
Hij was de zoon van een stationsrestaurateur uit Eindhoven en keeper bij HTCC dat later opging in HC Eindhoven. Hij speelde ook nog voor Kampong en Schaerwijde. Tussen 1970 en 1980 kwam hij 123 maal uit voor het Nederlands hockeyteam, in onder meer vier WK’s en de Olympische Spelen van München (1972) en Montreal (1976).
Tijdens de Spelen van 1972 zag Sikking op een paar honderd meter afstand hoe de sporters van het Israëlische team werden meegenomen door Palestijnse terroristen, om later te worden gedood. De dag erop was er een grote rouwdienst in het stadion. IOC-president Avery Brundage sprak toen de woorden: “The games must go on”. Maarten Sikking zei hierover: “Ik ging over mijn nek. Dat kon toch niet?”. Hij liep demonstratief weg, vastbesloten terug te keren naar huis. Een veldspeler was al met Sikkings beenbeschermers aan het trainen, toen de rest van de Nederlandse ploeg een zwaar beroep deed op hem toch door te gaan. Ze zaten immers al in de halve finale. Maarten Sikking bleef, maar de bezieling was weg. De Nederlandse hockeyploeg werd vierde.
Sikking kreeg landelijke bekendheid tijdens het WK van 1973, in het Amstelveense Wagenerstadion. Talloze sportfans zagen op televisie hoe de doelman tegen India, op echt gras, twee strafballen stopte. Daarmee werden de hockeyers de eerste Nederlandse wereldkampioenen in een teamsport.
Maarten Sikking stond in de hockeywereld bekend als een aparte jongen. “Maarten was anders, een buitenbeentje in de goede zin van het woord”, zegt oud-medespeler Ties Kruize. “Een blufgozertje. Hij had lak aan alles. Maar dat kon ook, want hij was zo’n goede keeper. Hij hield alles tegen.” Hij droeg als eerste lichtgewicht beenbeschermers van bamboe, die hij uit het Duitse zaalhockey had gehaald, en hij introduceerde het (ijs)hockeymasker. Sikking zag zichzelf als een van de eerste vliegende keeps; hij was niet bang ver uit zijn doel te komen.
Zijn afscheid van het hockey was abrupt. Niemand heeft hem ooit meer op een hockeyveld gezien. Hij ging gewoon iets anders doen; het verzekeringsleven in. Zijn naamsbekendheid was handig bij het opzetten van een assurantiekantoor voor medici. Tegen de Volkskrant vertelde hij eens hoe hij de sport vaarwel zegde: ‘Ik heb mijn complete uitrusting bij elkaar geraapt en in een silo in de fik gestoken. Weg ermee. Kan ik ook niet meer terug, dacht ik, want dat is me toch een lijdensweg, van die sporters die telkens maar terug willen komen.’
Maarten Sikking was goed bevriend met Herman van Veen en prinses Irene. Samen waren ze actief voor de Stichting Colombine. Een organisatie die met kleine projecten over de hele wereld probeerde het lot van achtergestelde kinderen en hun moeders te verbeteren. Sikking was eigenaar van een strandpaviljoen in Bergen aan Zee en een muziekcafé op Bali. De laatste jaren van zijn leven woonde hij op Bali, waar hij in 2000 trouwde met een Balinese en twee kinderen kreeg. Uit een eerder huwelijk had hij eveneens twee kinderen. Op 6 mei 2009 overleed Maarten Sikking, het buitenbeentje, in Pantai Lovinai op Bali.