Rijke stinkerd.
Op 28 november 2010 verscheen een twaalf kilo wegende studie over de grafzerken van de Sint Jan. Dit monumentaal erfgoed wordt letterlijk onder de voet gelopen. Van de 502 nog aanwezige zerken zijn er 80 totaal afgesleten. De overigen bevatten 1150 namen. Deze zerken zijn afgebeeld en beschreven in het boek. Daarin komt de heraldiek en genealogie uitgebreid aan bod.
Niet alle mensen die in de Sint Jan werden begraven, kregen ook een zerk en voor arme lieden was er een plaatsje op het kerkhof. In de kerk was de kans op stank van ontbindende lichamen groter dan op het kerkhof en de rijken lagen binnen. Daar zou de naam ”rijke stinkerd” vandaan komen. Zo veel personen als in ’s-Hertogenbosch zijn er nooit begraven in de Lambertuskerk van Helmond. Van de zerken die daar ooit aanwezig waren, resten er nog twee in het voorportaal.
Begraven in de kerk was vanaf de stichting van de kerk voorbehouden aan geestelijken en aan een enkele bevoorrechte leek. Geleidelijk aan kregen ook personen uit de maatschappelijke bovenlaag een laatste rustplaats in de kerk. Belangrijk vond men het feit dat men in een gewijde ruimte begraven werd. Om zichzelf en zijn familie te profileren, ontstonden rijk versierde grafzerken. In familiegraven werden vaak meerdere personen bijgezet. Op de zerk werd dan een nieuwe inscriptie aangebracht. Ook bij de bewaard gebleven Helmondse zerk zien we dat hier ooit twee personen onder waren begraven. Oorspronkelijk was hij bedoeld voor Joest van Broeckhoven die op 11 april 1612 overleed. Op de zerk zien we een priesterfiguur uitgehouwen. Hij was bedienaar van het altaar van de Heiligen Catharina en Barbara. De op 28 mei 1631 overleden Antony Huyberts was een neef van Joest van Broeckhoven. Beiden woonden zij in de Zwaan, in Helmond beter bekend als “het huis met de Luts”. Het wapen op de zerk is weggekapt. Dat zal gebeurd zijn, toen in 1794 de Fransen Nederland binnenvielen. In Helmond werd de kerk toen als paardenstal in gebruik genomen. Onder het mom van “Gelijkheid, vrijheid, broederschap” werden wapens van zerken weggekapt. In 1798 werd bepaald dat ook de wapenborden uit kerken en publieke gebouwen moesten worden verwijderd, anders zouden ze publiekelijk worden verkocht. Dat gebeurde dan ook met zeven resterende wapenschilden op 9 maart 1798 op de Helmondse Markt.
Toen in 1799 de protestanten afstand deden van de kerk, werd er bepaald dat de graven in de kerk zouden blijven en dat het kerkhof voor alle ingezetenen in gebruik kon blijven. Bij het herstel van de kerk in 1805 werden stukken van zerken te koop aangeboden. De gemeente kocht die voor gebruik onder de stadspompen. Ook in 1822 werden er weer zerken verkocht. Als stoepdorpels bleven ze nog lang dienst doen. Bij de sloop van de kerk in 1860 bleven er nog twee zerken over, die in 1924 nog in het voorportaal aanwezig waren. Die van de stadssecretarissen Marten Fabri, gestorven in 1623, en van zijn zoon Jaecques Fabri, overleden in 1634, zijn inmiddels ook verdwenen. Tot 1830 werd nog rondom de kerk begraven. In 1827 hadden Gedeputeerde Staten besloten dat in plaatsen met meer dan 1.000 inwoners het verboden werd om binnen de bebouwde kom te begraven. Er werd een nieuw “kerkhof” aangelegd op de hoek van de Molenstraat en de huidige Beelsstraat. De eerste ter aarde bestelling vond daar plaats in de zomer van 1830. Voor de bouw van de nieuwe kerk werd het oude kerkhof geruimd. Daarvoor werden de stoffelijke resten opgegraven en overgebracht naar de nieuwe begraafplaats aan de Molenstraat.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.