Wildplasser of spion?
Op 29 augustus 1824 kwam Lambertus Konings zijn beklag doen bij de schout van Helmond over de gebeurtenissen die hem in de afgelopen nacht ten deel waren gevallen. Lambertus, die in Nederweert was geboren, had een bakkerij in de Molenstraat. Hij had echter ook nog een stukje land liggen, bij de Houtse molen, dat hij verpacht had aan Johannes van Keulen. Die Houtse molen stond in Helmond op de plaats waar nu huize “de Raymert” staat, daar waar de Goorloop onder de Mierloseweg doorstroomt. Op dat land stond toemaat gras. Dat is gras dat groeit nadat er een eerste maal gehooid is.
Dat stukje had hij op zaterdagmiddag 28 augustus mooi afgetekend met zijn “peelspaaij” en hij had daar ook een sloot gemaakt. Na zijn werk was hij nog langs geweest bij Johannes van Keulen. Die woonde bijna tegenover dat stukje land, maar wel op Mierlo’s grondgebied. Van Keulen, die uit Weert kwam, had daar een paar huizen aan de Kruisstraat, zoals de Mierloseweg daar toen nog heette.
Het was al laat toen hij op huis aan ging. Rond elf uur kwam hij vanaf de Steenweg en liep hij over de Veestraatbrug. Daarna sloeg hij rechtsaf de laan in die van het kasteel naar de Veestraat liep. Omdat hij nodig moest plassen, liep hij door de open kasteelpoort en heeft daar toen “staan wateren”. Op dat moment kwam er al blaffend een klein hondje uit een aardappelveld dat langs de Zuidwillemsvaart lag. Toen Lambertus tegen het hondje zei: “men zoude zeggen, wat gij hier zoo laat in de aardappelen doet” sprongen drie mannen op uit het aardappelveld. Die mannen bleken van de douane te zijn. Een van hen riep: “Poddome daar is een spion”, en sloeg hem vervolgens met de kolf van een geweer op zijn rechterarm. Van schrik liet Lambertus zijn schop vallen. Een andere commies zei, met een geladen pistool in de hand, tegen hem: “Allon poddome, gij moet mede”. Vervolgens werd hij door twee commiezen vastgegrepen en met geweld voortgesleept. De derde commies liep achter hem aan met een geweer en zei tegen hem: “Zoo gij niet voor uit gaat dan schiet ik er Uw neer”.Hij werd door diezelfde commiezen voortgesleept tot in de kazerne van de Marechaussees. Die was toen gelegen achter het stadhuis aan de Markt.
Kazerne met stallen werden door de gemeente aan de Marechaussee verhuurd. Om op de achterplaats te kunnen komen moest men links van het stadhuis door het gevangenpoortje. Bij de kazerne aangekomen zeiden de commiezen dat Konings een spion was die in het “gevangenkot” gezet moest worden. Twee marechaussees hebben hem toen opgesloten in het gevangenenhuis boven op de zolder van het stadhuis. In 1836 werd er achter het stadhuis een nieuw gevangenenhuis gebouwd met drie cellen. Die konden in gebruik blijven toen de Marechaussee verhuisde naar de Weg op den Heuvel, want toen kwam op de achterplaats het politiebureau. Lambertus Konings hoefde niet lang in de cel te zitten, want na 10 tot 12 minuten werd hij door Marechaussee Hendrik Kuster losgelaten en ontslagen.
Door al dat slepen waren wel zijn kleren gescheurd. Lambertus Konings meldt nog dat er getuigen waren van het voortslepen door de commiezen. Want toen hij werd opgebracht stonden in de Veestraat voor het huis van Albertus Bots twee Helmonders het schouwspel te bezien, en ongetwijfeld te becommentariëren. Dat waren Jan, de zoon van Francis van der Vorst en Bartel Meulendijks. Ook de zoon van Jan Janse Verberne uit Mierlo-Hout was daar toen in de buurt. Of zij nog een verklaring hebben moeten afleggen en of Lambertus Konings ooit schadevergoeding heeft gekregen voor zijn gehavende kleren is niet bekend.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, Archief Gemeentebestuur Helmond 1811-1912.