De barbaren van het noorden
Zo werden de Russen genoemd toen tweehonderd jaar geleden Napoleon probeerde Rusland te veroveren.
Dit jaar wordt er in allerlei publicaties aandacht aan dit feit geschonken. Die veldtocht begon in juni 1812. In de Grande Armée trokken meer dan twintig nationaliteiten op; daar deden ook veel Nederlanders gedwongen aan mee.
Aan de vooravond van de Slag bij Borodino had Napoleon al 200.000 man verloren aan ziekten, desertie en honger. Na de slag telden de Fransen 35.000 doden, gewonden en vermisten; De Russen verloren 45.000 man. Krijgsgevangenen uit Napoleons leger konden levende verbranding of de marteldood verwachten als zij in handen vielen van de woedende bevolking. Gelukkig was hij die gedeporteerd werd naar Siberië, die werd in 1813 tenminste nog vrijgelaten. Na deze nederlaag besloten de Russen om Napoleon in Moskou in de val te laten lopen. De Franse keizer trof de stad aan in lichterlaaie, de voedseltoevoer stagneerde. Op 19 oktober moest hij bevel geven om terug te keren. Het uitgehongerde leger werd op die terugtocht voortdurend bestookt. Nederlandse pontonniers zorgde ervoor dat de keizer de rivier de Berenzina kon oversteken. De slag die daar van 26 tot 29 november plaatsvond kostte minsten 20.000 mensen uit De Grand Armée het leven. In Vilnius bleven 10.000 zieken en gewonden achter. Volgens de Russen waren de straten bezaaid met bevroren lijken.
Er is weinig bekend van onze landgenoten die aan de oorlogen van Napoleon meededen. Er werd aangenomen dat er honderden uit onze provincie vermist waren. De overheid wilde weten wie er bij de Franse legers had gediend en welke er daarvan krijgsgevangen waren gemaakt. De gouverneur van Noord-Brabant zette in november 1814 de districtcommissarissen aan het werk om lijsten op te stellen van personen die zich in Russische krijgsgevangenschap bevonden. Op die lijsten werden blijkbaar alle vermisten uit de legers van Napoleon vermeld, dus niet alleen die ook in Rusland waren geweest. De lijst voor Helmond is blijkbaar niet bewaard, maar wel die voor Aarle-Rixtel. Daaruit blijkt dat 9 militairen uit dat dorp toen nog waren vermist. Hendrik van de Kerkhof en Leonardus Peters hebben die tocht inderdaad meegemaakt. Bij hen staat de vermelding: “Is bij de retrait uijt Rusland agtergebleven”. Peters behoorde bij de jagers te voet. Ook Peter van Vlerken kan de tocht hebben meegemaakt omdat hij van de lichting december 1811 was. Hij behoorde tot de lichte infanterie. Bij hem is opgemerkt dat hij het laatst te Hamburg heeft gelegen. Dat staat ook bij Johannes van Berlo en grenadier Hendrik van de Reijdt, die van een latere lichting waren. Van de lichting 1813 waren Hendrik Cornelissen en Johannes Verbakel die als jagers te voet het laatst in Mainz hebben gelegen. Johannes van Duynhoven, behorende tot de “Garde Impériale” en Arnold Swinkels die hebben gelegen bij Leipzig waren ook van de lichting 1813. Peter van Vlerken is toch nog weer thuisgeraakt; hij trouwt in 1824 in Beek en Donk. Het certificaat van de Nationale Militie dat hij bij zijn huwelijk moet overleggen vermeldt dat hij in 1814 de inschrijving heeft verzuimd, maar dat hij “finaal is vrijgesteld” omdat hij toen in dienst was. Of er later nog een van de Aarlese mensen terug is gekomen is niet bekend. Tijdens de terugtocht uit Rusland was geen gelegenheid om officiële overlijdensaktes op te stellen en naar Parijs te sturen. In veel gevallen kregen de familieleden nooit een officieel bericht over het sterven van hun dierbaren.
Briefhoofd van een brief van Henricus Neijnens aan zijn familie in Weert gedateerd 13 juli 1813. Het briefhoofd laat een soldaat zien van de keizerlijke garde, de Garde Impériale.