Van spijkerfabriek tot hotel
Door de sloop eind april 2012 van het pand op de hoek van de Ameidestraat en de Markt in Helmond is Hotel St. Lambert even een vrijstaand gebouw geworden.
Dat zal maar van korte duur zijn omdat er op de lege plek spoedig een nieuw gebouw zal verrijzen. Tussen de Ameidestraat en de Sint Lambertuskerk stonden oorspronkelijk 5 huizen. Op de kadasterkaart van 1832 zien we nog vier panden; de twee huizen die later de Korenbeurs zouden vormen waren toen al samengevoegd. Door sloop in 1911 en 1915 bleven er maar twee panden over.
De naam van het hotel, die in Helmond wordt uitgesproken op zijn Frans als Lambèr, vinden we al terug op een prentbriefkaart die gedateerd is rond 1905. In 1896 verkrijgen de zussen Maria en Gertruda van Duijnhoven een vergunning voor de verkoop van sterke drank in het klein. Dat mogen ze doen aan de Markt, wijk C, nummer 33, en wel in de kamer links van de hoofdingang, de kamer rechts langs de publieke weg en in de bovenzaal. Mogelijk hebben zij hun etablissement toen al genoemd naar hun buur de Sint Lambertuskerk.
Op de kadasterkaart van 1832 bestaat de Kerkweg nog niet; de kerk wordt aan drie kanten omgeven door het kerkhof. Daarlangs staan 2 huizen achter elkaar; het voorste huis is bereikbaar vanaf de Markt, het achterste moet zijn weg nemen via een gangetje tussen de kerkhofmuur en het voorste huis. Beide huizen met achterliggende moestuin zijn dan eigendom van kleermaker Leonardus Scheepers. In 1833 verkoopt hij zijn bezit aan bakker Pieter Hubert van Oorschot die de huizen vóór 1839 laat afbreken om er een nieuw pand te bouwen. Bij een scheiding komt dat huis in handen van zijn dochter Maria Catharina Huberta die het in 1869 voor 5.000 gulden verkoopt aan boekdrukker en fabrikant Nicolaas Henricus van den Boom. De aanwezige gasleiding en gasverlichting houdt de verkoopster zelf.
Sinds 1863 had van den Boom samen met Thomas Roijakkers de “firma Roijakkers en van den Boom” opgericht die zich bezighield met de uitoefening van ”eene smederij, spelnagels- en handnagelsfabriek”. Op 22-05-1869 wordt deze firma ontbonden en er volgt een verdeling waarbij van den Boom de smederij, de locomobiel en zaagmachines krijgt. De gebouwen waarin de zaak werd gedreven waren eigendom van Thomas Roijakkers. Van den Boom gaat blijkbaar alleen door met het maken van spijkers, want volgens de kadastrale legger richt hij in 1870 een spijkerfabriek op achter zijn huis aan de Markt. De weduwe van den Boom, Maria Carolina Pfennings, trouwt in 1878 voor de tweede keer met huisschilder August Pellemans. Zij wordt dan boekhandelaarster genoemd; hij zal snel genoeg als boekdrukker bekend staan en later het weekblad “Het nieuws van de week” gaan uitgeven. Bij de boedelbeschrijving uit 1877 worden alle zaken genoemd die in het huis aanwezig zijn van onderbroeken tot gouden ringen. Er is sprake van gaslampen en van een gitaar, maar een boek is er niet bij. In 1892 verkoopt Pellemans het huis met drukkerij voor 16.000 gulden aan Peter de Louw. Hij behoudt wel het recht om de drukkerij nog een jaar voort te zetten. Vastgelegd wordt ook dat in het pand de eerste 10 jaar alleen Pellemans een boekdrukkerij mag hebben. Dat geldt ook voor huurder Jan van de Burgt die daar een boekhandel heeft. De spijkerfabriek wordt in 1897 een bergplaats. Als Maria en Gertruda van Duijnhoven, het pand in 1902 kopen hebben zij geen fabriek meer in hun achtertuin staan.
De prentbriefkaart is uitgegeven door van de Burgt, fotograaf onbekend.