Een hecht huw’lijk onder een textielhemel
Door de brand van het Speelhuis in Helmond op 29 december 2011 ging een markant gebouw en een bijzondere wandschildering verloren.
Meteen laaide de discussie op over wel of niet herbouwen. Herbouw zou kunnen; de bouwplannen zijn bewaard gebleven, maar het herbouwen van een theater dat zijn beperkingen had lijkt echter niet realistisch. De uitstraling van de theaterzaal met zijn geschilderde circustent was uniek. Dat terugbrengen lijkt onmogelijk; het zou een replica opleveren. Het echte kunstwerk is helaas voorgoed verloren gegaan. Deze wandschildering was met zijn 800 m2 na het Panorama Mesdag de grootste wandschildering van Nederland.
Ter vervanging van het Kunstcentrum aan de Molenstraat kreeg architect Piet Blom in 1974 de opdracht voor het ontwerpen van een nieuw ontmoetingscentrum. In 1972 zijn de eerste gesprekken waarin Blom burgemeester Geukers weet te overtuigen om de scheiding tussen cultuur en wonen op te heffen. Het bestemmingsplan werd daarop aangepast. Nadat Piet Blom in 1962 de Prix de Rome had gewonnen ontving hij een studiebeurs die hij gebruikte om zijn visie tegenover de monotone woningbouw te ontwikkelen. In zijn idee bestaat de stad uit twee niveaus; de openbare ruimte op de begane grond en daarboven woningen die het dak van de stad vormen. Tijdens een acht weken durend verblijf in Helmond en omgeving raakt Blom geïnspireerd door oude bomen met hun hoge stammen en brede kruinen. Zo komt hij op het idee van boomwoningen; op hun kant geplaatste kubussen op een zeshoekige pilaar.
Blom komt al gauw met een wonderlijke maquette van een zaal met 188 paalwoningen. Om te zien of de constructie bruikbaar was werden er in 1975 drie paalwoningen gebouwd. Aan de bewoonbaarheid van de woningen werd getwijfeld, maar verder was de proef geslaagd. Helmond weet 10,5 miljoen gulden uit de pot werkloosheidsbestrijding van het Rijk los te peuteren om de bouw te realiseren. Rond de zaal komen zeventien kubussen. Bij de opening van het Speelhuis zijn van de geplande 60 woningen er 18 in aanbouw. Daar zal het uiteindelijk ook bij blijven. De een procentregeling dat er kunst kon worden toegepast was de gemeente vergeten aan te vragen. Den Haag vond het welletjes, waarop de gemeente zelf een ton ter beschikking stelde. Omdat de zaal de vorm had van een tent ontstond het idee voor een beschildering als circustent. Toen Blom een schilderij van Har Sanders in Museum Boymans in Rotterdam zag was hij meteen enthousiast over diens idee om markiesdoek op de wanden te schilderen. Er ontstond een unieke samenwerking tussen architect en kunstschilder; ze hielden rekening met elkaars wensen. “Een hecht huw’lijk onder een textielhemel” schreef Har Sanders in een brief aan Nathalie van den Eerenbeemt. Soms leek het een nachtmerrie om die 800 m2 beschilderd te krijgen. Hij moest vaak de steigers op en af om te zien hoe het resultaat was uitgevallen; dat viel niet mee voor iemand met hoogtevrees. De schildering was zo bedrieglijk echt dat bezoekers altijd wilden voelen of het toch geen echte stof was. Daarom werden de zogenaamde “streelhoeken” met een krasvaste laag bespoten.
Zo kreeg Helmond het enige circusgebouw van het land. Zes tribunes rondom een piste, waarvan er een demontabel was om gewoon toneel mogelijk te maken. Dat was een mooie oplossing maar ook een handicap. Niet alle tribunes boden een goed zicht op het toneel en gebruik van de zaal “en ronde” kwam maar sporadisch voor. Dat werd later aangepast waardoor de circusopstelling niet meer mogelijk was.