In Oirschot is het goed zitten
Wandelend door het pittoreske historische centrum van Oirschot, is het nog nauwelijks voor te stellen, dat in een nog niet eens zo ver verleden, volop ambachtelijke en industriële activiteit was in het dorp.
Zoals in veel plaatsen op het Brabantse platteland, vormde de landbouw, veeteelt en de daaraan gekoppelde boterhandel, in de 19e eeuw het hoofdmiddel van bestaan. Vele landbouwers zochten vooral in de wintermaanden naar nevenactiviteiten. Naast het boerenbedrijf ontstonden in Oirschot bedrijfjes die zich toelegden op het maken van stoelen en van klompen. Daarnaast waren enkele bierbrouwerijen, leerlooierijen en ververijen in Oirschot gevestigd. De ambachtelijke nijverheid was echter nog zeer klein van opzet.
Het Brabantse platteland profiteerde in grote mate van de verbetering van de infrastructuur in de tweede helft van de 19e eeuw. Aanleg van wegen, spoor- en waterwegen zorgden in hoge mate voor ontsluiting van deze regio en boden kansen voor expansie. Hoewel Oirschot vanaf de Middeleeuwen in de Meierij een vooraanstaande positie had bekleed, werd de steenweg van Den Bosch naar Luik niet via Oirschot aangelegd. Ook het spoorwegnet deed Oirschot niet aan, ondanks verwoede pogingen van het gemeentebestuur om de lijn langs Oirschot te laten lopen. Op deze manier bleef Oirschot enigszins achter in vergelijking met gemeenten die wel konden profiteren van de nieuwe infrastructurele voorzieningen. Dat het Wilhelminakanaal, geopend in 1923 wel langs Oirschot werd aangelegd, werd door menigeen als ‘goedmakertje’ gezien.
Toch was er een nijverheidstak die zich ondanks alles sterk ontwikkelde in Oirschot: de meubelfabricage. De houtbewerker Cornelis Jacobus Teurlincx, emigreerde in 1848 naar de Verenigde Staten, maar kwam een tiental jaren later, een illusie armer, terug naar zijn geboorteplaats. In Amerika had hij echter kennis gemaakt met een ander soort stoel, dan het toen gebruikelijke type en hij begon deze in Oirschot te produceren. De vraag naar deze zgn. Amerikaanse stoel (later Oirschotse stoel genoemd), groeide gestaag en daarmee ook het bedrijf. Cornelis Teurlincx had zich inmiddels geassocieerd met Hendrik Meyers en het bedrijf werd onder de naam Fa. Teurlincx & Meyers voortgezet. Verschillende werknemers van Teurlincx & Meyers begonnen hun eigen meulbelfabriek in het dorp. In het begin van de 20e eeuw waren een zestal fabriekjes in Oirschot gevestigd met in totaal ca. 100 werknemers. In de loop van de 20e eeuw, werden, ondanks de recessie in de dertiger jaren en de Tweede Wereldoorlog, de firma’s Teulincx & Meyers, de N.V. Oirschotse Stoelenfabriek, de fa. Meeuwis en zn., de fa. Tret (in het gebouw van de 17e eeuwse latijnse school !), de fa. Erven en Co. en de fa. P. van Leuven-van Hout gevestigde namen in de meubelindustrie. De meeste van deze bedrijven verrichtten hun werkzaamheden binnen de bebouwde kom van het historische Oirschot.
Naast de meubelfabricage, waren nog andersoortige bedrijven in het dorp aanwezig. Reden voor het gemeentebestuur om bedrijfsterreinen in te gaan richten en de industriële activiteiten daar naar toe te verplaatsen. Het eerste bedrijventerrein was De Stad, gelegen ten zuidoosten van het dorp tussen het Wilhelminakanaal en de provinciale weg naar Best.
Behalve een aantal meubelfabrieken, kwam daar ook de fa. De Meeuw terecht. Dit bedrijf, in 1929 opgericht door Marinus Meeuwissen, legde zich aanvankelijk toe op landbouwwagens en bouwketen. Momenteel is het bedrijf gespecialiseerd in kant-en-klare units voor tijdelijke en semi-permanente huisvesting van onder andere kantoren, scholen of ziekenhuizen. Aanvankelijk was het bedrijf aan de rand van het dorp gevestigd, maar op het industrieterrein kreeg het de mogelijkheden uit te groeien tot het huidige miljoenenbedrijf.
Aan het eind van de vorige eeuw was er een diversiteit aan bedrijven te vinden op bedrijventerrein De Stad en geraakte het overvol. Het gemeentebestuur besloot een nieuw terrein in te richten, ten zuiden van het Wilhelminakanaal en langs de A-58: De Scheper. Nadat al enkele bedrijven uit het centrum naar De Stad waren verhuisd, vertrok na gereedkomen van De Scheper ook de grootste meubelfabriek Teurlincx & Meijers uit de historische dorpskern.
Het oude fabrieksgebouw van de fa. Teulincx & Meyers, met karakteristiek sheddak, werd vervolgens opgenomen in het plan De Poort, het nieuwe winkel- en cultureel centrum van Oirschot. Zelfs de fabrieksschoorsteen is gehandhaafd en is als landmark in het plan opgenomen. Diverse middenstanders, die aan de Markt waren gevestigd, vonden een nieuwe stek in De Poort.
In de nabijheid van HERAS Hekwerk (sinds 1952 in Oirschot gevestigd) worden sinds kort ook kavels voor bedrijvenlokaties uitgegeven. Dit terrein, de Kanaalzone, is gelegen ten noorden van het Wilhelminakanaal. Daarnaast is in samenwerking met de gemeenten Best en Eindhoven het bedrijventerrein de Strijpse Kampen, gelegen aan de Eindhovensedijk nabij de legerplaats, in ontwikkeling.
Rond de sfeervolle, historische Markt van Oirschot, vind je nu vooral horecagelegenheden. Behalve meubelfabriek Veldhuizen en de regionaal bekende Brouwerij De Kroon, vind je in het centrum geen industriële activiteiten meer.
Met de meubelindustrie is het de laatste decennia niet altijd even goed gegaan in Oirschot. Als symbool van deze voor Oirschot markante bedrijfstak, staat in het dorp enkel nog de ‘grootste stoel van Nederland’ te pronken.