Binnen één jaar haal ik uw zoon weg
In 1806 werd Lodewijk Napoleon, jongste broer van de Franse Keizer Napoleon, koning van het Koninkrijk Holland. Hij zou het land slechts vier jaar besturen voordat Napoleon ons land in 1810 bij Frankrijk inlijfde. Het land werd ingedeeld in departementen. Aan het hoofd daarvan stond de landdrost. Zijn belangrijkste taak was het toezicht op de gemeenten en het geven van leiding aan staatsambtenaren. De landdrost was Paulus de la Court. Het departement Brabant was verdeeld in drie kwartieren, Eindhoven, ‘s-Hertogenbosch en Breda. In 1808 werd Joan Carel Gideon van der Brugghen, de eigenaar van kasteel Croy, kwartierdrost van Eindhoven.
In 1809 bracht Koning Lodwijk Napoleon een bezoek aan Noord-Brabant. Zijn rondreis begon op 14 april in Boxmeer waar hij te gast was op het kasteel bij jonkheer van Sasse van Ysselt. ’s Morgens vroeg de koning ieder om raad waar hij heen zou gaan. De ene stelde Gemert voor, een ander Helmond. Ook Heeze en Eindhoven kwamen ter sprake. De koning wilde echter naar Croy. Toen de landdrost te berde bracht dat de wegen onbruikbaar waren, vroeg de koning: “Hebt u daarin niet voorzien? Ik wil die weg kiezen en zal naar Croy gaan”. Via St. Anthonis ging hij naar Gemert, Beek en Aarle. Hij logeerde op kasteel Croy, om de volgende morgen naar Helmond te vertrekken waar hij de hele dag bleef. Hij eindigde zijn Brabantse rondreis op 27 april in Bergen op Zoom.
Het bezoek aan Croy is gedocumenteerd door een brief van 20 april 1809 die Margaretha Gertruda Falck aan een vriendin schreef. Jammer genoeg is die brief niet afgemaakt of is er maar een gedeelte van bewaard. Margaretha Falck was de vrouw van Joan Carel Gideon van der Brugghen, die in 1778 kasteel Croy van zijn halfbroer Jan Anthony van der Brugghen had gekocht. De bewoners van het kasteel wisten dat de koning zou komen, maar de berichtgeving was nogal verwarrend. Op zaterdag 15 april kwam er een brief dat de koning die dag zou komen logeren. Eigenlijk werd hij zo snel nog niet verwacht want mevrouw van Croy dacht dat hij nog in het Land van Cuyk was. Gelukkig was alles al wel in gereedheid gebracht. Nog geen uur later kwam er een expresbode met het bericht dat de koning direct van Gemert naar Helmond zou gaan en in Eindhoven zou overnachten. Joan van der Brugghen werd, als zijnde de kwartierdrost, verzocht de Koning om 10 uur in Gemert af te halen. Hij vertrok dan ook onmiddellijk. Mevrouw kon nog op haar gemak met haar kinderen blijven ontbijten. Maar toen kwam zoon Louis, die even buiten was, binnen gelopen en riep: “Mijn God, mama, daar komt geloof ik de koning aan”. Voor de poort had hij een rijtuig met zes paarden gezien. Mevrouw had nog net de tijd om snel iets anders aan te trekken. Het was echter niet de koning maar de prefect, baron van Asbeck. Hij bekeek heel het kasteel en wees het hele gevolg van de koning een plaats toe door bordjes met hun namen aan de deuren te hangen. Behalve twee geneesheren en een page, die in Helmond werden ondergebracht, kon iedereen blijven logeren. Alle dertig bedden deden dienst maar er moesten ook mensen op stro in de stallen slapen. Omdat er in het gevolg ook koks meekwamen had mevrouw het redelijk gemakkelijk. Na vijf uur arriveerde de koning. Mevrouw ging hem met haar kinderen Constance en Louis afhalen aan zijn rijtuig. De koning zij tegen haar: “Mevrouw, ik kom u veel last bezorgen”. De grote zaal op Croy beviel de koning wel, maar na een kwartiertje trok hij zich toch terug. De koning wilde graag samen dineren met zijn gastheer en gastvrouw zodat zij om zes uur samen met hem en de landdrost aan tafel zaten.
In het voorjaar van 1809 heerste er in Aarle-Rixtel een epidemie. Er werden versterkende middelen voorgeschreven zoals bier, wijn en sterke drank. Hendrik Petit had aangeboden om voor de zieken een krachtige bouillon te maken. Mevrouw van Croy schrijft dat er van de 180 huishoudens geen dertig waren waar geen zieken in huis waren. Volgens haar stierven er betrekkelijk weinig want er waren slechts 27 overledenen! Ondanks bezwaren van zijn meegereisde geneesheren ging de koning, toen hij door Aarle kwam, bij een van de armste huizen naar binnen. Daar lagen drie zieke mensen in kribben. Een ander zat bij het vuur nog nauwelijks hersteld van de ziekte. Hij moest de anderen verzorgen. De bewoners van het huis kregen honderd dukaten. De koning beval dat er tweehonderd dekens moesten worden gekocht om aan de inwoners uit te delen. De bezorgdheid van de koning bleek ook uit het feit dat hij besloot dat een dokter uit Grave naar Aarle moest komen om de inwoners bij te staan.
Bij het ontbijt verzocht het echtpaar van der Brugghen de koning om hun zoon als page op te nemen. De koning vroeg toen aan Louis of hij niet erg zou moeten huilen als hij zijn mama moest verlaten. De jonge Louis wist daarop blijkbaar een bevredigend antwoord te geven. Tegen van der Brugghen zei hij: “Mijnheer van Croy, binnen één jaar haal ik uw zoon weg”. Dochter Constance kreeg door de eerste kamerheer een klein kabinet aangeboden waarin zich een kam, oorringen en een halssnoer bevonden. Margaretha Falck had gehoord dat het schoonzusje van jonkheer Sasse, een meisje van dezelfde leeftijd als Constance, op het kasteel van Boxmeer zo’n zelfde geschenk had gekregen nadat zij de koning een boeket bloemen had aangeboden. Margaretha wilde niet dat Constance ook bloemen aanbood. Zij had haar dochter zelfs haar eigen Venetiaanse ketting om de hals gehangen, om de schijn te vermijden dat zij een halssnoer nodig had. Na de koning te hebben bedankt voor zijn goedheid vertrok deze via Stiphout naar Helmond. Wilt u meer lezen over deze reis dan kan dat in het boek van Hans van den Eeden: “Leve de Koning! Lodewijk Napoleon op reis door Brabant en Zeeland”
De afbeelding betreft een schets die vermoedelijk is gemaakt bij het bezoek van Lodewijk Napoleon aan Croy mogelijk door freule Constance.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven. Archief van de familie van der Brugghen van Croy; Tijdschrift Taxandria betreffende de rondreis van Lodewijk Napoleon.